ECLI:NL:GHAMS:2014:5785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2014
Publicatiedatum
8 januari 2015
Zaaknummer
23-000400-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van politierechter in strafzaak betreffende hennepteelt en stroomdiefstal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1971, was eerder vrijgesproken van enkele tenlasteleggingen, waaronder het telen van hennep en stroomdiefstal. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 16 januari 2012, waarin hij was vrijgesproken van het tweede tenlastegelegde feit. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 25 juni 2013 en 26 september 2014. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van stroom. Het hof oordeelde dat de politie zonder toestemming de slaapkamer van de verdachte had betreden, maar dat dit verzuim niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van het bezitten van amfetamine, maar het hof achtte het wel bewezen dat hij hennep had geteeld. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis, waarvan een deel voorwaardelijk. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals op het eerdere strafblad van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000400-12
Datum uitspraak: 10 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 16 januari 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-660051-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juni 2013 en 26 september 2014, en overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2009 tot en met 11 augustus 2010 te Haarlem (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 40 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2009 tot en met 11 augustus 2010 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs (telkens) heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, immers heeft hij, verdachte, de ijkzegels van de electriciteitsmeter verbogen/verbroken;
3:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring Openbaar Ministerie

De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit omdat naar zijn mening sprake is van onherstelbare verzuimen tijdens het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. De verdachte stelt dat hij aan de verbalisanten, die ’s nachts met toestemming in zijn woning waren na een melding van geluidsoverlast, geen toestemming heeft gegeven om de slaapkamer van de verdachte te betreden, waar vervolgens de hennepkwekerij is aangetroffen. Voorts is de volgende dag de keukenlade van de verdachte doorzocht, hoewel de officier van justitie daarvoor geen toestemming had gegeven. Door pas daarna telefonisch aan de verdachte toestemming te vragen, zonder de weigering van de officier van justitie te melden, hebben de verbalisanten niet de juiste strafvorderlijke weg gevolgd, aldus de raadsman.
Het hof gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 augustus 2010 om 00:27 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding van een van de buren opdracht te gaan naar de [adres 2] te Haarlem omdat aldaar een bewoner aan het schreeuwen en mogelijk met meubels aan het gooien was. De voordeur van deze woning werd voor de verbalisanten geopend door de verdachte (die op dat moment sokken droeg, maar verder naakt was).
De verdachte meldde dat hij eerder op de avond erg kwaad was geweest op zijn ex-vriendin en hard had staan schreeuwen. Zijn ex-vriendin was op het moment dat de verbalisanten de woning betraden niet meer in de woning aanwezig.
Vlak voordat de verbalisanten de woning wilden verlaten, hoorde verbalisant [verbalisant 1] een geluid dat leek op het gezoem van een ventilator en zagen zij een slaapkamerdeur op een kier staan van ongeveer twintig centimeter breed.
De slaapkamer is door de verbalisanten betreden. Na opening van twee aldaar aanwezige donkere doekenkasten, werden in die kasten hennepplanten ontdekt. Daarop is de verdachte aangehouden.
In overleg met hulpofficier van justitie Schuppers - die ter plaatse was gekomen - is besloten de woning af te sluiten en het ruimen van de hennepplantage uit te stellen tot de volgende dag.
Vlak voordat de verdachte vanuit de woning naar het politiebureau werd vervoerd, haalde hij de SIM-kaart uit zijn mobiele telefoon en wierp hij deze vervolgens samen met de accu op het aanrechtblad in de keuken. In de lade onder het aanrechtblad die half geopend was, leek het volgens een van de verbalisanten alsof daar meer verdovende middelen lagen, maar omdat de situatie inmiddels bevroren was, is daar op dat moment geen nader onderzoek naar verricht.
Door de verdediging is gesteld dat de verbalisanten ’s nachts geen toestemming hadden om de slaapkamer te betreden. In het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 11 augustus 2010 staat vermeld dat de verdachte wel toestemming heeft gegeven om in de slaapkamer te kijken. Dit vindt bevestiging in het mutatierapport dat is opgemaakt over het bezoek aan de woning. Dit rapport is op 20 november 2013 tijdens het verhoor van verbalisant [verbalisant 3] aan de rechter-commissaris overgelegd. Hierin wordt gerelateerd dat met toestemming van de verdachte de deur (het hof begrijpt: van de slaapkamer) mocht worden geopend. Daarmee gaat het hof er – anders dan de verdediging – vanuit dat de toestemming van de verdachte voor het betreden van de slaapkamer was verkregen. Uit het hiervoor genoemde proces-verbaal van bevindingen blijkt voorts dat ook toestemming was verkregen voor het openen van de deuren van de twee doekenkasten, hetgeen tot de ontdekking van de hennepplantage heeft geleid. Dat verbalisant [verbalisant 1] op 20 november 2013 tegenover de rechter-commissaris en op 26 september 2014 ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard zich van de gebeurtenissen op 11 augustus 2010 niets meer te herinneren, doet aan het voorgaande niet af. Dit geldt ook voor de verklaringen die verbalisant Brouwer op 10 december 2013 tegenover de rechter-commissaris en op 26 september 2014 ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. In zoverre wordt het verweer verworpen.
Met betrekking tot de doorzoeking van de keukenlade nadat de officier van justitie daarvoor geen goedkeuring had gegeven, overweegt het hof als volgt. Een van de verbalisanten heeft na de afwijzende beslissing van de officier van justitie de verdachte benaderd en hem om toestemming voor de doorzoeking van de keuken(lade) gevraagd. Daarbij heeft hij niet vermeld dat de officier van justitie al toestemming had geweigerd. Het hof is van oordeel dat dit in strijd is met een goede procesorde. Dit verzuim is echter niet zo ernstig dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden. Wel zal het hof de processen-verbaal die verband houden met de doorzoeking van de keuken en met de vondst van de amfetamine in de keukenlade uitsluiten voor het bewijs.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 11 augustus 2010 te Haarlem telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [adres 2] een groot aantal hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Gelet op het aantal van 40 hennepplanten dat op 11 augustus 2010 is aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat de gekweekte hennep in ieder geval deels bestemd was voor de handel. Hennep is een stof die verslavend werkt en nadelig kan zijn voor de volksgezondheid. De verdachte heeft slechts oog gehad voor eigen financieel gewin.
Gelet op de ernst van dit feit en de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 september 2014 eerder voor het telen van hennep onherroepelijk is veroordeeld, acht het hof, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel van deze straf is lager dan gevorderd door de advocaat-generaal, omdat het hof de verdachte van een van de feiten zal vrijspreken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. D. van Nes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 oktober 2014.
[......]
.