Uitspraak
mr. E.W.K. Bosmante Haarlem.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 januari 2014 een eindarrest gewezen in hoger beroep, waarbij het vonnis waarvan beroep is vernietigd. De appellant, die te maken had met een handicap, had kosten gemaakt die rechtstreeks samenhingen met zijn situatie. Deze kosten betroffen onder andere uitgaven voor cannabisgebruik als pijnbestrijding en de noodzaak van een inpandige parkeerplaats. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant daadwerkelijk noodzakelijke kosten heeft gemaakt ter hoogte van € 7.042,45, die ten grondslag lagen aan de teruggaven van de inkomstenbelasting over de jaren 2011, 2012 en gedeeltelijk 2013.
Het hof oordeelde dat deze teruggaven mogen worden aangewend voor de voldoening van de schuld aan het UWV en voor het overige ten behoeve van de crediteuren. De appellant had eerder in de procedure de gelegenheid gekregen om nadere stukken in te dienen, waaronder verklaringen van artsen die de noodzaak van zijn uitgaven bevestigden. De overgelegde stukken gaven het hof voldoende aanleiding om te concluderen dat de gemaakte kosten noodzakelijk waren.
De beslissing van het hof houdt in dat de appellant niet in de nakoming van verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is tekortgeschoten, en dat hij een schone lei zal krijgen bij het eindigen van de schuldsaneringsregeling. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank te Noord-Holland voor verdere afhandeling, met inachtneming van de overwegingen in dit arrest.