ECLI:NL:GHAMS:2014:5672
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.A. Goslings
- R.J.F. Thiessen
- S.F. Schütz
- Rechtspraak.nl
Loonvordering van werknemer met WGA-uitkering en geschil over bedongen arbeid
In deze zaak gaat het om een loonvordering van een werknemer die een WGA-uitkering ontvangt. De werknemer, hier aangeduid als [appellant], heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn vordering tot betaling van achterstallig loon werd toegewezen. De werknemer was in dienst bij Strogoff Fresh Food B.V. en had een functie als afvliesslager. Na een periode van arbeidsongeschiktheid ontving hij een WGA-uitkering van het UWV. Strogoff heeft de werknemer meegedeeld dat hij geen loon meer zou ontvangen en dat een ontslagvergunning zou worden aangevraagd. De werknemer heeft echter zijn recht op loon ingeroepen, waarbij hij stelde dat hij recht had op een bruto uurloon van € 19,35 voor de gewerkte uren. De kantonrechter heeft in eerste aanleg Strogoff veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.823,99 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 10% en wettelijke rente.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van beide partijen beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer recht had op het cao-loon dat verband hield met de verrichte werkzaamheden, maar dat er geen recht was op de toeslag die aan de oude functie was verbonden. Het hof heeft de wettelijke verhoging over het achterstallig loon gematigd tot 20%, in plaats van de 10% die de kantonrechter had vastgesteld. Het hof heeft de vordering van de werknemer gedeeltelijk toegewezen en het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de wettelijke verhoging betrof. De werknemer is veroordeeld in de proceskosten van het principaal appel, terwijl Strogoff in de kosten van het incidenteel appel is veroordeeld. Het hof heeft de beslissing op 23 december 2014 uitgesproken.