In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van een kamerverhuurbedrijf in sector 33, Horeca algemeen. De belanghebbende, een eenmanszaak die kamers verhuurt aan prostituees, was eerder door de inspecteur van de Belastingdienst ingedeeld in sector 33 per 1 juli 2012. De inspecteur had deze indeling gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. De belanghebbende stelde dat de indeling onterecht was en dat er sprake was van schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en het gelijkheidsbeginsel. Het Hof oordeelde dat er geen steun te vinden was voor de stelling dat de inspecteur gehouden was om een juiste toepassing van de regelgeving achterwege te laten. De enkele omstandigheid dat het gezamenlijke kamerverhuurbedrijf voorheen in een andere sector was ingedeeld, bood geen in rechte te beschermen vertrouwen voor de huidige indeling. Het Hof volgde de stelling dat de werkzaamheden van de belanghebbende correct waren ingedeeld in sector 33, Horeca algemeen, en verwierp de argumenten van de belanghebbende. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.