ECLI:NL:GHAMS:2014:557

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
200.118.958/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke maatregel tegen notaris wegens gebrek aan onafhankelijkheid en zorgvuldigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. Klager, die betrokken was bij twee nalatenschappen, had een klacht ingediend tegen de notaris, omdat hij meende dat deze zijn ambt niet onafhankelijk had uitgeoefend en de belangen van klager niet op onpartijdige wijze had behartigd. De klacht was deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard door de kamer van toezicht, maar klager ging in hoger beroep.

Het hof heeft de zaak opnieuw in volle omvang behandeld. Klager stelde dat de notaris herhaaldelijk niet had geverifieerd of de mondelinge volmachten die door de broer van klager werden gepretendeerd, daadwerkelijk bestonden. Dit leidde tot de verkoop en levering van onroerende zaken zonder dat klager hiervan op de hoogte was. Klager had ook aangegeven dat hij sinds 2009 wenste dat de notaris niet meer betrokken zou zijn bij zaken waarin hij belang had, maar de notaris had zich hier niet aan gehouden.

Het hof oordeelde dat de notaris zijn ambt niet in onafhankelijkheid had uitgeoefend en de belangen van klager niet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid had behartigd. De notaris was kantoorgenoot van de broer van klager, die ook mede-erfgenaam was, en had niet alle erfgenamen voldoende geïnformeerd over zijn rol. Het hof oordeelde dat de handelwijze van de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar was en legde de maatregel van berisping op. De beslissing van de kamer werd vernietigd, en klager werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.118.958/01 NOT
nummer eerste aanleg : 15/2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 februari 2014
inzake
[klager],
wonende te[woonplaats],
appellant,
tegen:
[notaris],
notaris te[vestigingsplaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 21 december 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement Utrecht, verder de kamer, van 4 december 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen de notaris deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 22 februari 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2013. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft gesteld dat de feiten onjuist zijn vastgesteld. Het hof zal hiermee - voor zover van belang - bij zijn beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Er zijn twee nalatenschappen opengevallen; één van de vader van klager en één van zijn tante. Vanaf begin 1995 heeft de notaris regelmatig akten verleden waarbij onroerende zaken uit de nalatenschappen werden geleverd. Erfgenamen zijn (onder meer) klager en zijn broer. De broer van klager was tevens de (voormalig) associé van de notaris. Per 1 januari 2013 is aan de broer van klager ontslag als notaris verleend.

4.Het standpunt van klager

Klager verwijt de notaris, zakelijk weergegeven, dat hij zijn ambt niet in onafhankelijkheid heeft uitgeoefend en de belangen van klager niet onpartijdig heeft behartigd. Sinds 2009 verlangt klager dat de notaris niet meer betrokken is bij zaken waar klager enig belang in heeft. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:
4.1.
Klager verwijt de notaris het bij herhaling niet verifiëren van de door de broer van klager gepretendeerde mondelinge volmachten waardoor onroerende zaken uit de nalatenschappen zijn verkocht en geleverd zonder dat klager hiervan wist. Daartoe heeft klager het volgende voorbeeld gegeven. Klager is op 23 november 2009 er achter gekomen dat de notaris op 25 juni 2007 een leveringsakte heeft verleden waarbij hij gebruikt heeft gemaakt van niet bestaande en niet gecontroleerde mondelinge volmachten.
4.2.
Verder heeft de notaris meerdere keren courtagenota’s van een makelaar, ook een broer van klager, voldaan, zonder daarvoor toestemming te hebben gevraagd aan klager en de andere erfgenamen.
4.3.
Op 26 november 2009 heeft een gesprek bij de notaris plaatsgevonden. Aanwezig waren klager, zijn adviseur, de notaris en de broer van klager. Volgens klager is toen afgesproken dat hij zou proberen door te gaan met het notariskantoor waarbij de notaris als aanspreekpunt zou optreden en dat, zodra klager zou menen dat dit voor hem niet langer mogelijk en gewenst was, de notaris zich zou terugtrekken. De notaris houdt zich niet aan deze afspraak. Ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe van klager is de notaris in februari en mei 2012 niet teruggetreden.
4.4.
Op 2 maart 2012 is klager in kort geding gedagvaard door (onder meer) de executeurs in de boedel van zijn tante om mee te werken aan de levering van een onroerende zaak. De notaris is in deze kwestie partijdig opgetreden.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Voor zover het beroepschrift van klager klachten bevat die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht, kan het hof daarvan geen kennis nemen. Klager zal in zijn nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2.
Voor de beoordeling van de klachten is het volgende van belang. Artikel 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) luidt: “De notaris oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit en behartigt de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.”
6.3.
Het hof is van oordeel dat de notaris zijn ambt niet in onafhankelijkheid heeft uitgeoefend en de belangen van klager niet op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft behartigd. Hiertoe is het volgende redengevend.
6.4.
De notaris is kantoorgenoot van de broer van klager, die tevens mede-erfgenaam is in de ten processe bedoelde nalatenschappen en met wie klager gebrouilleerd is geraakt. De notaris was daarmee bekend.
Daarnaast is tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat de rol van de notaris in dezen in elk geval deels overeenkwam met die van een boedelnotaris en dat die rol niet enkel – zoals de notaris heeft gesteld – die van een instrumenterend notaris was. Van belang hierbij is dat de notaris overleg heeft gevoerd met de executeurs en hen heeft geadviseerd. Niet gebleken is dat de notaris alle erfgenamen vooraf voldoende over zijn rol heeft geïnformeerd.
Daarbij komt dat de notaris aanvankelijk akten heeft gepasseerd op basis van instructie van de executeurs en hun verklaring omtrent mondelinge volmachten van de erfgenamen, zonder het bestaan van die volmachten bij alle erfgenamen te verifiëren of hen daarover te informeren.
Naar het oordeel van het hof had de notaris onder deze omstandigheden zich in deze nalatenschappen moeten onthouden van het verrichten van werkzaamheden teneinde de schijn te voorkomen dat hij zijn ambt niet onafhankelijk en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitoefende en niet de belangen van alle bij de rechtshandelingen betrokken partijen op onpartijdige wijze behartigde.
Het hof acht de handelwijze van de notaris daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar.
6.5.
Bij deze stand van zaken behoeven de overige klachten geen bespreking meer.
6.6.
Het verzoek tot het horen van [notaris A]als getuige wordt afgewezen, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht.
6.7.
Uit het vorenstaande volgt dat de klacht gegrond is, zodat de beslissing van de kamer moet worden vernietigd. Het hof acht een maatregel geboden. Bij het bepalen van de passende maatregel houdt het hof rekening met de ernst van het verwijt en het feit dat de notaris – blijkens zijn verklaring ter zitting in hoger beroep – voortgaat met het verrichten van werkzaamheden in de nalatenschappen ondanks de reële bezwaren van klager, terwijl de broer van klager nog steeds, thans als adviseur, aan het kantoor van de notaris is verbonden. Gelet hierop acht het hof de maatregel van berisping passend.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht dat de notaris zijn ambt niet in onafhankelijkheid heeft uitgeoefend en de belangen van klager niet op onpartijdig wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft behartigd gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn in hoger beroep geformuleerde nieuwe klachten.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.D.R.M. Boumans en G. Kleykamp-van der Ben en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 februari 2014 door de rolraadsheer.