ECLI:NL:GHAMS:2014:5566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
31 december 2014
Zaaknummer
200.121.646-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hardheidsclausule in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 29 april 2014, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Jurgens, heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule die vermeld staat in de contractsdocumenten van het Dexia Aanbod. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat het beroep van appellante op de coulanceregeling niet als tardief kan worden aangemerkt, maar dat er wel degelijk criteria zijn waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor een oplossing op maat. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. Ouwens, heeft vervolgens documenten ingediend die betrekking hebben op de hardheidsclausule, waaruit blijkt dat deze clausule niet een onlosmakelijk onderdeel van de overeenkomst was, maar een aparte regeling die met Dexia diende te worden overeengekomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de hardheidsclausule niet bedoeld was om de financiële gevolgen van een restschuld te verzachten, maar om klanten van leaseproducten te helpen die gedurende de looptijd van hun contracten niet in staat waren om de overeengekomen termijnen te betalen. De aanmelding voor beoordeling onder de hardheidsclausule was bovendien beperkt tot 1 januari 2008, wat betekent dat de aanmelding van appellante in januari 2011 als tardief moet worden beschouwd. Het hof concludeert dat, zelfs als het beroep op de hardheidsclausule als geldig wordt aangemerkt, de aanmelding niet tijdig was en niet zou hebben geleid tot contractuele rechten jegens Dexia of de geïntimeerde.

Uiteindelijk heeft het hof alle grieven van appellante verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Appellante is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.862,- aan verschotten en € 1.158,- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer op 23 december 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.121.646/01
zaak-/rolnummer rechtbank: 1222363 DX EXPL 11-26 (Amsterdam)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 december 2014
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. L.C.M. Jurgens te Amsterdam,
tegen:
de vennootschap naar vreemd recht
[geïntimeerde],
gevestigd te [woonplaats], [land],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.C.M. Ouwens te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] respectievelijk [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 29 april 2014 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat tussenarrest verwezen.
[geïntimeerde] heeft een akte genomen en daarbij diverse producties in het geding gebracht. [appellante] heeft daarop bij antwoordakte gereageerd.
Vervolgens is opnieuw arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

3.1.
Met haar eerste grief heeft [appellante] betoogd dat haar beroep op de in de contractsdocumenten betreffende het Dexia Aanbod vermelde hardheidsclausule door de kantonrechter ten onrechte niet is gehonoreerd.
In het tussenarrest van 29 april 2014 heeft het hof in r.o. 3.3. samengevat overwogen dat het beroep van [appellante] op de coulanceregeling niet als tardief kan worden aangemerkt en dat alsnog op de in de toelichting op het Dexia Aanbod voorziene wijze aan de hand van vaste criteria beoordeeld dient te worden of [appellante] wat betreft de leaseovereenkomst met nummer 51881562, gelet op haar persoonlijke situatie, voor een oplossing op maat in aanmerking kwam. Het hof heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten omtrent de destijds geldende criteria en de wijze waarop getoetst dient te worden of [appellante] daaraan voldoet.
[geïntimeerde] heeft bij akte specifiek op de hardheidsclausule betrekking hebbende documenten in het geding gebracht, te weten het “Gegevensformulier Hardheidsclausule”, de “Dexia Hardheidsclausule Toelichting” en de “Dexia Hardheidsclausule Coulanceregeling”.
3.2.
Uit deze documenten valt op te maken dat de hardheidsclausule niet, zoals [appellante] in haar memorie van grieven heeft betoogd, een onlosmakelijk onderdeel van de Overeenkomst Dexia Aanbod uitmaakte doch dat het om een daarnaast bestaande (coulance)regeling ging die apart met Dexia diende te worden overeengekomen. Het ging daarbij bovendien niet om een regeling die zag op (het verzachten van) de financiële gevolgen van het ontstaan van een restschuld maar was bedoeld om afnemers van leaseproducten een oplossing te bieden indien zij gedurende de looptijd van hun contract(en) niet in staat waren de overeengekomen (maand)termijnen te voldoen.
Ten slotte is in de toelichting op de hardheidsclausule en het desbetreffende gegevensformulier vermeld dat de aanmelding voor een beoordeling onder de hardheidsclausule “in beginsel mogelijk (is) tot 1 januari 2008” en derhalve, zoals [geïntimeerde] heeft gesteld, kende ook deze coulanceregeling wel degelijk een einddatum.
[appellante] heeft, zoals [geïntimeerde] in punt 3 van haar akte heeft uiteengezet en [appellante] niet heeft weersproken, in haar conclusie van antwoord in eerste aanleg van 17 januari 2011 voor het eerst een beroep gedaan op de hardheidsclausule. [geïntimeerde] heeft voorts onweersproken gesteld dat alle effectenleaseovereenkomsten van [appellante] (waaronder de effectenleaseovereenkomst met nummer 51881562) ruim voor 2011 zijn geëindigd.
3.3.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om terug te komen op hetgeen in het tussenarrest onder 3.3 is overwogen met betrekking tot eventuele aanspraken die [appellante] aan de in de toelichting op het Dexia Aanbod vermelde hardheidsclausule zou kunnen ontlenen. Indien al moet worden aangenomen dat het beroep op de hardheidsclausule door [appellante] op 17 januari 2011 als een geldig verzoek om een beoordeling onder de Dexia Hardheidsclausule moet worden aangemerkt, hetgeen door [geïntimeerde] wordt weersproken nu [appellante] niet het voorgeschreven gegevensformulier heeft gebruikt, moet worden aangenomen dat haar aanmelding tardief was. De regeling was bovendien niet voor een geval als het hare bedoeld nu de effectenleaseovereenkomst met nummer 51881562 reeds ruim voor 2011 was beëindigd zodat niet de conclusie kan worden getrokken en dat sprake was van onoverkomelijke financiële problemen om de maandtermijnen van lopende leaseovereenkomsten te betalen. Haar aanmelding, indien deze tijdig en op juiste wijze was gedaan, zou derhalve niet tot het ontstaan van contractuele rechten jegens Dexia en/of [geïntimeerde] hebben geleid.
3.4.
Dit brengt mee dat ook de eerste door [appellante] tegen het vonnis van de kantonrechter gerichte grief geen doel treft.
In het tussenarrest is reeds overwogen dat de grieven 2 en 4 falen (grief 3 bestaat niet, zie r.o. 3.2 van het tussenarrest).
Nu alle grieven falen, zal het vonnis van de kantonrechter worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.862,- aan verschotten en op € 1.158,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, D.J. Oranje en J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.