Uitspraak
1.[A],
[B],
[C],
[D],
[E],
mr. J. Flemingen
mr. B.M. Katan, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,
[G],
mr. C.J. de Tombe,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. J. Flemingen
mr. B.M. Katan, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe, kantoorhoudende te Amsterdam,
[G],
mr. C.J. de Tombe,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.J. de Tombe,kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
delicate aangelegenheden” betreft (omdat sprake is van “
de ‘besmette’ [H] betrokkenheid”) op zichzelf onvoldoende is om een uitzondering op het beginsel van openbaarheid van de terechtzitting te rechtvaardigen en dat daartoe ook overigens onvoldoende is aangevoerd.
2.De feiten
- i) er is de afgelopen 10 jaar geen dividend uitgekeerd terwijl de financiële positie van MVG daarvoor voldoende was;
- ii) de gelden die in de afgelopen 10 jaar naar de Erven zijn gevloeid, zijn leningen geweest in plaats van dividend;
- iii) een deposito van MVG bij de bank Hauck & Aufhäuser van € 8,3 miljoen is op naam gezet van Lapidus;
- iv) MVG heeft een schuld aan Lapidus ad € 2,6 miljoen ter zake waarvan een hogere rente is verschuldigd dan de rente die MVG van Lapidus ontvangt op het overgeboekte deposito;
- v) de voorgenomen investering in een Center Parcs complex in Duitsland is niet in het belang van de Erven;
- vi) het rendement van MVG is (gelet op het eigen vermogen) te laag en haar bedrijfskosten zijn te hoog;
- vii) MVG heeft op haar vastgoed een recht van eerste hypotheek gevestigd ten behoeve van HSH Nordbank A.G. (ten bedrage van ruim € 69 miljoen) en van bank Sarasin A.G. (ten bedrage van € 7,5 miljoen) terwijl MVG geen schulden heeft aan deze banken;
- viii) MVG heeft aan Reibo B.V. (hierna: Reibo) en aan Weteringschans Amsterdam B.V. (hierna: WABV) leningen verstrekt van € 3,5 miljoen respectievelijk € 1,3 miljoen zonder dat deze vennootschappen enigerlei zekerheid hebben verstrekt;
- ix) ten onrechte worden de Erven niet bij de
“daarbij rekening houdend met het vennootschappelijk belang en de gerechtvaardigde belangen van de andere aandeelhouder”.
“in eigendom zijnde onroerende zaken”. Voor de door MVG en LapMon verstrekte leningen zullen op korte termijn de gevraagde zekerheden worden gevestigd.
governancestructuur van MVG. De Erven zijn steeds adequaat geïnformeerd met betrekking tot het reilen en zeilen van de onderneming, behoudens vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie. Nimmer is op dit punt geklaagd.
“het zuiver belang van de erven als aandeelhouders van MVG dient”, maar (mede) dient ten behoeve van derden die via Van Hees bij de afwikkeling van de nalatenschap van [H] zijn betrokken. Daarom is het gerechtvaardigd dat het bestuur van MVG uitsluitend bepaalde informatie ten kantore ter inzage zal geven en dat voordien een geheimhoudingsovereenkomst moet worden getekend. Ook zal geen andere informatie (beantwoording van vragen, toezending van stukken, terinzagelegging) worden verstrekt dan waartoe aandeelhouders van MVG ter AvA gerechtigd zijn. Wat de verzochte informatie betreft, zal het bestuur van MVG die deels aan Van Hees zenden en kan Van Hees die voor het overige ten kantore van MVG komen inzien.
“tenzij het, naar de beoordeling van het bestuur van de vennootschappen, vertrouwelijke informatie betreft”. Daarbij dient Van Hees
“dan wel toe te zeggen dat [hij] deze informatie niet, direct of indirect, verstrekt aan schuldeisers van de nalatenschap”van [H]. Indien en voor zover informatie omtrent de vennootschappen niet van doen heeft met de door Van Hees geuite bezwaren tegen het beleid van de vennootschappen, maar volgens Van Hees van belang is voor de waardebepaling van de [H] Aandelen, dan zal die informatie uitsluitend worden verstrekt op basis van een solide geheimhoudingsovereenkomst, aldus mr. De Tombe.
3.De gronden van de beslissing
buitende nalatenschap” vallen en in de andere zaak (de verzoeken van Van Hees) “
inde nalatenschap”, zo stellen verweersters. Indien de Erven en Van Hees geen uitdrukkelijke keuze maken, is dat in strijd met een goede procesorde en dienen zij reeds daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoeken.
bankier van de onderwereld”); die claim doorkruist de vereffening van de nalatenschap door de Erven zelf en heeft ertoe geleid dat Van Hees tot vereffenaar is benoemd. Daarbij heeft Van Hees zich verplicht om de tussen de schuldeisers/BOOM en de Erven overeengekomen regeling en ‘incasso-afspraken’ uit te voeren. Door de ontnemingsvordering ligt de regie bij de vereffening van de nalatenschap van [H] aldus in wezen, via Van Hees, bij de schuldeisers/BOOM; de Erven lopen (met Van Hees) aan dier/diens leiband. In de gegeven omstandigheden is dus geen sprake van een ‘normale situatie’; de Erven hebben geen eigen standpunten en geen reële bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van MVG dan wel Boswachter en Tredamer; Van Hees en de Erven zijn alleen geïnteresseerd in het zo snel mogelijk verkopen of anderszins te gelde maken van de [H] Aandelen (dan wel de door MVG, Boswachter en Tredamer gehouden onroerende zaken) en wel tegen de door hen gewenste prijs/opbrengst van 50% van de balanswaarde, ofwel ruim € 27 miljoen. Het bod op de [H] Aandelen van [F c.s.]. ad € 18 miljoen achten Van Hees en de schuldeisers te laag; de onderhavige enquêteprocedure is feitelijk door Van Hees en de schuldeisers van de nalatenschap van [H] ingesteld en dient uitsluitend als drukmiddel. Dit een en ander is oneigenlijk en vormt misbruik van (proces)recht. Aldus (nog steeds) verweersters.
de wettelijk voorgeschreven wegen” bewandelen. Aldus, nog steeds, verweersters.
- i) MVG heeft op haar vastgoed een recht van eerste hypotheek gevestigd ten gunste van HSH Nordbank A.G. (ten bedrage van ruim € 69,3 miljoen) en van bank Sarasin A.G. (ten bedrage van € 7,5 miljoen) terwijl MVG geen schulden heeft aan deze banken en de zekerheden zijn verschaft voor schulden van Lapidus.
- ii) De Belastingdienst heeft in 2009 of 2010 een onderzoek ingesteld naar de ‘Go Planet’ transactie en sinds 2012 vindt een strafrechtelijk onderzoek naar ‘Go Planet’ plaats door de FIOD. MVG heeft dit vastgoedproject in 2007 tegen een te lage prijs verkocht aan GO Planet Vastgoed B.V., een aan de ex-echtgenote en de broer van [G] gelieerde vennootschap.
- iii) In april 2012 is een deposito van MVG bij de bank Hauck & Aufhäuser van € 8,25 miljoen op naam gezet van Lapidus.
- iv) MVG heeft aan Reibo en aan WABV leningen verstrekt van € 3,5 miljoen respectievelijk € 1,3 miljoen zonder dat deze vennootschappen terzake enigerlei zekerheid hebben verstrekt.
- v) In 2011 zijn door vennootschappen behorend tot de MVG groep twee onroerende zaken voor een te lage prijs verkocht aan aan [G] gelieerde vennootschappen.
- vi) [G] heeft in 2007 getracht om via Rigi Invest Holding A.G. de aandelen van [E] in MVG in handen te krijgen.
- vii) Het rendement van MVG is (in verhouding tot het eigen vermogen) te laag en haar bedrijfskosten zijn te hoog.
- viii) De managementvergoeding van [F] ad circa € 70.000 per maand is niet vooraf door de AvA bewilligd, is niet gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst en wordt niet gerechtvaardigd door de taken en verantwoordelijkheden van [F] binnen MVG.
- ix) Er is de afgelopen 10 jaar geen dividend uitgekeerd terwijl de financiële positie van MVG daarvoor voldoende was.
- x) De gelden die in de afgelopen 10 jaar naar de Erven zijn gevloeid, zijn leningen geweest in plaats van dividend.
- xi) Ten onrechte worden de Erven niet bij de governance van MVG betrokken; aan de zijde van [G] is sprake van een ongeoorloofde belangenverstrengeling.
- xii) Ondanks diverse verzoeken is [F] als bestuurder van MVG niet bereid de in 2.16 vermelde informatie te verstrekken en de aldaar bedoelde documentatie over te leggen.
- xiii) De vaststelling en/of deponering van de jaarrekeningen van MVG heeft in een aantal boekjaren vanaf 2004 zonder enige reden of uitleg te laat plaatsgevonden.
ter illustratie” van de intentie van [F c.s.]. Dit bezwaar behoeft derhalve geen behandeling.
relevante bijzondere omstandigheden” van de onderhavige zaak: vanaf de verdenking van [H] van betrokkenheid bij strafbare feiten (in de loop van 2002) was iedere vennootschap en elk project waarbij hij betroken was, ‘besmet’ en dit werd nog erger na de liquidatie van [H] begin 2004. Een en ander had grote invloed op de bedrijfsvoering van MVG en alle aan haar gelieerde ondernemingen (waaronder die van Boswachter en Tredamer). Banken eisten leningen op en Nederlandse banken waren niet bereid nieuwe of verdere financieringen aan MVG of haar groepsvennootschappen te verstrekken. [G] moest namens MVG acuut op zoek naar (her)financiers die hij uiteindelijk in het buitenland (Duitsland) vond, zij het onder de voorwaarde dat niet rechtstreeks aan MVG werd gefinancierd, maar via Lapidus, bij welke vennootschap [H] niet was betrokken. Het vastgoed van MVG diende jegens de betrokken banken (wel) als onderpand. Lapidus leende de aldus aangetrokken gelden door aan MVG; zij betaalde een zakelijke borgstellingsvergoeding aan MVG.
steeds een onacceptabel financieel risico” heeft gelopen, zulks temeer omdat blijkens de desbetreffende jaarrekening van MVG de schuld van MVG aan Lapidus in 2011 volledig was afgelost terwijl de hypotheekrechten ten gunste van HSH bleven gehandhaafd.
Karting, Kidzvally en Poolhouse” werden aanvankelijk geëxploiteerd door een 100% deelneming van Lapidus. Go Leisure B.V. heeft het vastgoed (de hal) in 2007 (economisch per 1 januari 2007) verkocht en geleverd aan Go Planet Vastgoed B.V., een 100% dochtervennootschap van Go Planet Holding B.V. Go Leisure B.V. heeft de exploitatie van de hal verkocht aan Go Planet Exploitatie B.V., een andere 100% dochtervennootschap van Go Planet Holding B.V. Ook de “
Karting, Kidzvally en Poolhouse” werden aan Go Planet Exploitatie B.V. verkocht en geleverd. De aandelen van Go Planet Holding B.V. werden gehouden door een met ‘Aegeri’ aangeduide vennootschap, welke vennootschap op haar beurt voor 100% werd (en wordt) gehouden door de ex-echtgenote van [G], [I]. De verkoopprijs van de hal bedroeg € 2,35 miljoen minus een badwill-vergoeding ad € 1,53 miljoen wegens de verlieslatende exploitatie van de hal, ofwel per saldo € 0,82 miljoen. De verkoopprijs van de hal was gebaseerd op een taxatierapport van DTZ Zadelhoff (hierna: DTZ) per 31 december 2006. In februari 2008 heeft Go Planet Holding B.V. de aandelen in haar voormelde dochtervennootschappen voor een bedrag van € 8 miljoen verkocht aan derde partijen.
zo laag mogelijk” te houden, vanwege “
fiscaal” en “
splitsing erven/[G]”; dat in december 2006 DTZ bij haar taxatie uitkomt op een waarde van € 2,45 miljoen en dat “
[l]ager (…) niet mogelijk” is; dat in maart 2007 de (latere) kopers/derde partijen zich al bij [G] hebben gemeld, maar dat de deal afketste omdat zij niet meer dan € 10 miljoen voor ‘Go Planet’ wilden betalen en (het bestuur van) MVG € 12 miljoen wilde ontvangen; dat Go Planet Holding B.V. en haar twee hiervóór bedoelde dochtervennootschappen in juli 2007 zijn opgericht en dat zij in augustus 2007 de evenementenhal van Go Leisure B.V. hebben gekocht.
kanskaart” te nemen. In de koopovereenkomst betreffende de (exploitatie van de) hal was een zogeheten fiscale glijclausule opgenomen voor het geval de Belastingdienst de badwill-vergoeding (deels) niet zou accepteren. Volgens MVG en [F c.s.]. hebben de derden/kopers in 2008 een “
onzinnig hoge prijs (…) betaald, hetgeen zich uit in de nog steeds oplopende jaarlijkse exploitatieverliezen van ‘Go Planet’.”
“geen doel (heeft) om in het kader van een eventueel te bevelen onderzoek een onderzoek naar ‘Go Planet’ te doen”omdat de Belastingdienst en de FIOD alle relevante informatie inzake de ‘Go Planet’ transactie al hebben verkregen.
tot invordering wenst over te gaan van een met toepassing van de belastingwetgeving vastgestelde belastingschuld (waar thans geen sprake van is), dan zal het bestuur van MVG er onverwijld voor zorgdragen, indien andere liquiditeiten daartoe ontbreken, dat het deposito weer ten name van MVG wordt gesteld.” De aan MVG op haar vordering vergoede rente is gelijk aan de door Lapidus van H&A ontvangen rente. Aan het verzoek van Van Hees om de (in 2012 ontstane) schuld van MVG aan Lapidus ad € 2,6 miljoen met terugwerkende kracht te verrekenen met de vordering van MVG op Lapidus uit hoofde van het overgeboekte deposito en om de door MVG sinds april 2012 op die schuld betaalde rente terug te storten, is door Lapidus gevolg gegeven.
in eigendom zijnde onroerende zaken”. Op 9 mei 2014 is de door Van Hees gevraagde zekerheid (recht van eerste hypotheek) voor de door MVG verstrekte lening gevestigd. In de brief van 7 mei 2014 is Van Hees uitgenodigd de lening-documentatie ten kantore van MVG te komen inzien, maar daarvan is geen gebruik gemaakt, aldus – nog steeds – MVG en [F c.s.]. Ook door Reibo zal zekerheid worden gesteld, zij het dat die pas mogelijk is nadat op 30 september 2014 de lening van HSH Nordbank AG volledig zal zijn afgelost; deze bank verzet zich als eerste hypotheekhouder thans nog tegen het verstrekken van een tweede recht van hypotheek aan LapMon.
“in die omstandigheden (…) niet noodzakelijk (heeft) geacht”om voor de aan WABV en Reibo verstrekte lening zekerheid te vragen, geeft ervan blijk dat het bestuur van MVG zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de verschillende bij MVG betrokken belangen, van de omstandigheid dat die belangen in dit opzicht niet parallel (hoeven te) lopen en van de noodzaak om die belangen gescheiden te houden. Ook de stelling, dat het vestigen van een hypothecaire zekerheid op de gronden van WABV haar lopende onderhandelingen met de gemeente Amsterdam over de ontwikkeling van die gronden zou verstoren, bevestigt in zoverre dat het bestuur van MVG ervoor koos de belangen van WABV, en daarmee – kennelijk – die van [G], vóór die van MVG en de Erven te laten gaan. Voor wat betreft het op naam van Lapidus stellen van het H&A deposito van MVG zonder daarbij zekerheden ter zake van de terugbetaling te vereisen, heeft mutatis mutandis hetzelfde te gelden.
“recente[Ondernemingskamer: kennelijk van eind 2012/begin 2013]
second opinion van CBRE”waarderingen blijken van respectievelijk € 2.050.000 en € 3.245.000. MVG is dus bijna € 300.000 ‘misgelopen’, zo stellen verzoekers.
sowieso” een laag rendement geeft maar dat het eigen vermogen van MVG in de periode 2004 tot en met 2012 met bijna 24% is gestegen en dat het resultaat over 2011 en 2012 een vertekend beeld geeft als gevolg van bijzondere omstandigheden, onder meer door een afboeking (in 2011) ad circa € 1,1 miljoen op de door MVG aan vier van de Erven verstrekte leningen en door de kosten (in 2012) ad circa € 500.000 als gevolg van het strafrechtelijk onderzoek inzake ‘Go Planet’. In 2012 bedroeg de directievergoeding, evenals in voorgaande jaren, conform de desbetreffende overeenkomst € 158.823 (
f350.000), de aanvullende managementvergoeding (welke sinds 2005 is overeengekomen vanwege de extra werkzaamheden door het overlijden van [H]) € 250.000 en de doorbelaste huisvestingkosten € 248.928, ofwel in totaal € 657.751 (2011: € 568.684). Deze bedragen (
f350.000 plus € 250.000 plus huisvestingskosten) zijn ook steeds als zodanig verantwoord in de jaarrekeningen van MVG vanaf 2004 tot en met 2012; die jaarrekeningen zijn in de desbetreffende AvA’s steeds met een 70% meerderheid vastgesteld. Aldus MVG en [F c.s.].
“kosten, welke niet kunnen worden geacht te worden gedekt door bovenvermeld[e] management fee (…) door [[F]] in rekening (worden) gebracht aan [MVG] onder overlegging van de daaraan ten grondslag liggende nota’s en declaraties”.In geen van beide overeenkomsten is, naar verzoekers ook hebben opgemerkt, vastgelegd dat [F] rekening en verantwoording dient af te leggen in (bijvoorbeeld) de vorm van een urenadministratie, zodat onduidelijk is welke taken en verantwoordelijkheden daadwerkelijk zijn verricht. Desgevraagd hebben MVG en [F c.s.]. hierover ook ter terechtzitting geen adequate toelichting kunnen geven. De stellingen (ter terechtzitting) van verzoekers dat [F], net zoals MVG, gevestigd is in het pand Museumplein 1 te Amsterdam dat eigendom is van MVG en dat (naar [F] ter AvA van 8 april 2014 heeft verklaard) een huuropbrengst genereert van circa € 200.000 per jaar, zijn - als zodanig - onweersproken gebleven. Dit voorgaande leidt de Ondernemingskamer tot de conclusie dat [F] aan MVG, ter zake van het kantoordeel van [F], (kennelijk al sinds 2005/2006) méér aan kosten doorbelast (€ 248.928) dan zij, MVG, aan huur voor het gehele pand ontvangt. Ook hiervoor hebben MVG en [F c.s.]., desgevraagd, ter terechtzitting geen goede verklaring kunnen geven. Bovendien is onduidelijk gebleven welke kosten [F] nog méér aan MVG heeft doorbelast: naar verzoekers onweersproken hebben gesteld schommelden de totale doorbelaste kosten in de jaren 2005 tot en met 2010, toen de post ‘doorbelaste kosten’ afzonderlijk in de jaarrekening van MVG werd vermeld, jaarlijks rond de € 400.000 (blijkens de jaarrekening 2010: € 392.768).
“hij geen reden ziet om dividend uit te keren en dat dit bovendien zou leiden tot een belastingverplichting in privé van 25%”(AvA van 9 september 2009) en dat dit
“bestendig dividendbeleid (…) (inderdaad) tevens aan(sluit) bij het (fiscaal) belang van [[G]] om geen dividend te ontvangen”(brief van 7 mei 2014, zie 2.18 sub i). De facto, zo stellen verzoekers, heeft [F] echter wel degelijk dividenduitkeringen ontvangen, zij het vermomd als managementvergoedingen (zie hiervóór).
“hoe de erven in het kader van het toekomstig dividendbeleid van MVG hun ‘gerechtvaardigde belangen’ concreet gerealiseerd zouden wensen te zien, daarbij rekening houdend met het vennootschappelijk belang en de gerechtvaardigde belangen van de andere aandeelhouder”, leidt niet tot een ander oordeel.
“aanpassing van de sedert de oprichting van de vennootschap weloverwogen bestaande governancestructuur (…) eerst geëigend (lijkt) indien er sprake is van een voorgenomen verdere ‘positieve’ samenwerking tussen aandeelhouders enerzijds en tussen de aandeelhouders en het bestuur van MVG anderzijds”geeft veeleer blijk van de gebrekkigheid van de bestaande governance dan dat zij de wenselijkheid van het behoud daarvan ondersteunt. Dat [F c.s.]. zich uiteindelijk, bij schrijven van 22 mei 2014 (de datum van indiening van het verzoek van de Erven in de zaak 200.149.410/01 OK), bereid hebben verklaard
“tezamen te zoeken naar een ‘neutrale’ en vakkundige commissaris”mits ook de Erven streven naar continuïteit van de onderneming van MVG, doet, als zijnde
too little, too late, aan de voorgaande conclusie niet af.
tot op heden” niet bereid is gebleken onder meer de in 2.16 vermelde informatie te verstrekken en de aldaar bedoelde documentatie over te leggen (het ‘Go Planet’ strafrechtelijk en fiscaalrechtelijk onderzoek; de huurovereenkomsten, huuropbrengsten en overige relevante huurvoorwaarden geldend tussen MVG en derden; de rendementsontwikkeling voor de toekomst en over de jaren sinds 2004; de managementovereenkomsten tussen MVG en [F]; notulen van de AvA’s van MVG over de jaren 2004 tot en met 2009). Zij klagen erover dat [G], die uit hoofde van zijn (indirecte) bestuursfunctie over deze en andere (relevante) informatie omtrent MVG beschikt, die informatie voor de andere aandeelhouders achterhoudt. Volgens hen handelt [G] althans [F] als bestuurder van MVG daarmee in strijd met artikel 2:8 BW.
adequate geheimhoudings-overeenkomst” zou worden getekend (hetgeen achterwege is gebleven), dat dit ook gold voor de
“schriftelijke toelichting die MVG (…) naar aanleiding van het fiscaalrechtelijk onderzoek[Ondernemingskamer: naar de ‘Go Planet’ transactie]
aan de Belastingdienst heeft verstrekt”, dat afschriften zijn verstrekt van de rendementsontwikkeling van MVG en de gevraagde notulen, dat de overige gevraagde informatie “
niet dienend” is voor de door de Erven en Van Hees geformuleerde bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken van de drie betrokken vennootschappen en dat overigens geen andere informatie wordt verstrekt dan waartoe aandeelhouders van MVG ter AvA gerechtigd zijn. Zij hebben voorts gesteld dat MVG niet kan worden verplicht om, met voorbijgaan aan de vertrouwelijkheid, informatie betreffende haar onderneming aan de Erven en Van Hees over te leggen, nu gevreesd moet worden dat die informatie, zonder nadere maatregelen, bij de Ontvanger, BOOM of andere crediteuren van de nalatenschap van [H] zal belanden.
“in dermate slechte staat (was) dat de herstelkosten erg hoog waren. Om die reden is besloten om te verkopen en niet zelf te herstellen, dit na afweging van de herstelkosten ten opzichte van de uitpondwaarde”. Aldus Tredamer en [F c.s.].
4.De beslissing
mr. R. Verheggen, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. Makkink voornoemd op 23 december 2014.