ECLI:NL:GHAMS:2014:5449

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
200.136.362-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking bedrijfsschade na defect aan biovergistingsinstallatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en een besloten vennootschap die een biovergistingsinstallatie exploiteert. Delta Lloyd heeft geweigerd dekking te verlenen voor bedrijfsschade die is ontstaan door een defect aan de installatie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de schade gedekt was onder de bedrijfsschadeverzekering, maar Delta Lloyd is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de verzekeringsvoorwaarden en de uitsluitingen die daarin zijn opgenomen. Het hof concludeert dat de schade die de vennootschap heeft geleden, voortvloeit uit een materiële schade die gedekt is onder de machinebreukverzekering, maar dat de bedrijfsschade zelf is uitgesloten op basis van de uitsluitingen in de polis. Het hof oordeelt dat Delta Lloyd terecht heeft geweigerd dekking te verlenen voor de bedrijfsschade, omdat deze schade direct of indirect is veroorzaakt door de beschadigdheid van de biomassa in de vergistingsinstallatie. De vorderingen van de vennootschap worden afgewezen en Delta Lloyd wordt in het gelijk gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.136.362/01
zaak- / rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/512346 / HA ZA 12-306
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 december 2014
inzake
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. T. Mulder te Almere,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde]
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. M. Hulstein te Eindhoven.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Delta Lloyd en [geïntimeerde] genoemd.
Delta Lloyd is bij dagvaarding van 11 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2012, 29 augustus 2012 en 17 juli 2013, onder het hierboven genoemde zaak-/rolnummer gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 juni 2014 door hun advocaten doen bepleiten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Door [geïntimeerde] is bij die gelegenheid nog een productie (productie 4) in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Delta Lloyd heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, [geïntimeerde] – uitvoerbaar bij voorraad – zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Delta Lloyd ter uitvoering van het bestreden eindvonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan, met (handels)rente, en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten, met nakosten.
Uit de memorie van grieven volgt dat het hoger beroep van Delta Lloyd zich niet richt tegen het tussenvonnis van 23 mei 2012, waarbij slechts een comparitie van partijen is gelast.
[geïntimeerde] heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd tot verwerping daarvan. In het incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] geconcludeerd dat het hof de vonnissen van 29 augustus 2012 en 17 juli 2013 gedeeltelijk zal vernietigen en opnieuw rechtdoende haar vorderingen – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog geheel zal toewijzen, met veroordeling van Delta Lloyd in de proceskosten, met nakosten.
In het incidenteel hoger beroep heeft Delta Lloyd geconcludeerd tot verwerping daarvan, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, met nakosten, rente en uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis van 29 augustus 2012, onder 2.1 tot en met 2.9, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Met grief II betoogt Delta Lloyd dat de rechtbank in het tussenvonnis een te beperkt aantal feiten heeft vastgesteld en de relevante bepalingen uit de verzekeringsovereenkomst selectief heeft weergegeven. Deze grief kan niet leiden tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep. De rechtbank was niet gehouden meer of andere feiten vast te stellen dan zij voor haar beslissing nodig achtte.
2.2.
De feiten zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan als vaststaand zal uitgaan. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2.1.
[geïntimeerde] exploiteert een biovergistingsinstallatie, waarin mest in combinatie met landbouwproducten wordt omgezet in biogas. Dit biogas dient als brandstof voor een warmtekrachtkoppelingsinstallatie, waarmee warmte en elektriciteit worden geproduceerd door [geïntimeerde].
2.2.2.
Met ingang van 11 december 2007 heeft [geïntimeerde] ten behoeve van de biovergistingsinstallatie via haar assurantietussenpersoon een gecombineerde machinebreukverzekering (hierna: de machinebreukverzekering) en machinebreukbedrijfsschadeverzekering (hierna: de bedrijfsschadeverzekering) gesloten bij Delta Lloyd. De machinebreukverzekering heeft een eigen risico van € 7.500,00 per gebeurtenis voor schade aan de motor/generator en van € 2.500,00 voor de overige delen van de installatie.
2.2.3.
Op 26 augustus 2010 is een mechanisch defect opgetreden aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter van de glycerinesilo van de biovergistingsinstallatie. Ten gevolge van dit defect is teveel glycerine bij de biomassa gekomen, waardoor het vergistingsproces in de biovergistingsinstallatie verstoord is geraakt en minder biogas is ontstaan. De productie van elektriciteit (in kWh) is daardoor afgenomen.
2.2.4.
Het bedieningsmechanisme is hersteld en Delta Lloyd is bij schadeaangifteformulier van 22 oktober 2010 geïnformeerd over het defect aan de biovergistingsinstallatie. De reparatie kostte € 84,45 exclusief btw. Ter zake van deze herstelkosten heeft Delta Lloyd geen uitkering onder de verzekering gedaan. Het bedieningsmechanisme is door [geïntimeerde] hersteld binnen de in de verzekeringsvoorwaarden opgenomen zogenoemde carenztijd van zeven werkdagen.
2.2.5.
Delta Lloyd heeft onder de bedrijfsschadeverzekering geen dekking verleend voor de door [geïntimeerde] geclaimde schade bestaande uit minderproductie van elektriciteit.

3.Beoordeling

3.1.
[geïntimeerde] vordert in deze procedure – kort gezegd – dat voor recht wordt verklaard dat Delta Lloyd is gehouden dekking te verlenen voor de bedrijfsschade die is ontstaan als gevolg van het defect aan de biovergistingsinstallatie.
3.2.
De rechtbank is bij het bestreden tussenvonnis tot de conclusie gekomen dat de bedrijfsschade van [geïntimeerde] is gedekt onder de bedrijfsschadeverzekering. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich over de hoogte van de schade van [geïntimeerde] uit te laten. Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de bedrijfsschade van [geïntimeerde] begroot op € 62.752,59 en is Delta Lloyd veroordeeld dit bedrag met rente en kosten aan [geïntimeerde] te betalen.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen beide partijen met grieven op. Delta Lloyd bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de bedrijfsschadeverzekering dekking biedt en keert zich verder tegen de hoogte van het door de rechtbank toegewezen bedrag. [geïntimeerde] meent op haar beurt dat de rechtbank een te laag bedrag heeft toegewezen.
Gedekte schade onder de machinebreukverzekering?
3.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat het defect aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter van de glycerinesilo van de biovergistingsinstallatie een gedekt schadevoorval is onder de machinebreukverzekering. Delta Lloyd is alleen niet tot uitkering onder deze verzekering overgegaan omdat de kosten van de reparatie binnen het toepasselijke eigen risico bleven. Delta Lloyd bestrijdt dit oordeel in hoger beroep. Zij meent dat feitelijk niet vast staat dat zich een ‘plotselinge en onvoorziene beschadiging van het verzekerd object’ heeft voorgedaan en voert verder aan dat van dekking is uitgesloten schade als gevolg van corrosie, erosie, slijtage en elke andere geleidelijke achteruitgang die het natuurlijke gevolg is van een normale werking en het normale gebruik van het verzekerde object.
3.5.
[geïntimeerde] stelt naar aanleiding hiervan dat Delta Lloyd de dekking onder de machinebreukverzekering heeft erkend en hierop niet kan terugkomen.
3.6.
Het hof overweegt als volgt. De bedrijfsschadeverzekering verzekert in beginsel de bedrijfsschade die het gevolg is van een onder de machinebreukverzekering gedekte materiële schade aan het verzekerd object. Dit heeft tot gevolg dat als komt vast te staan dat dekking onder de machinebreukverzekering ontbreekt, eveneens geen dekking bestaat onder de bedrijfsschadeverzekering.
3.7.
Delta Lloyd heeft bij brief van 23 november 2010 (productie 5 bij inleidende dagvaarding) onder andere het volgende geschreven naar aanleiding van de aanspraak van [geïntimeerde] op verzekeringsdekking:

ToedrachtDoordat het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter van de glucosesilo ten gevolge van een eigen gebrek defect is geraakt is ca. 5.000 liter glucose plotseling in het vergistingsproces terecht gekomen. Hierdoor is het bacterieel milieu in het vergistingsproces verstoord geraakt waardoor de methaangas productie drastisch is afgenomen met als gevolg dat de elektriciteitsproductie eveneens drastisch is verminderd.
Omvang van de schadeHet bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter is in zijn geheel vervangen voor EUR 84,15. Deze vervangingskosten hebben het eigen risico van EUR 2.500,00 niet overschreden en zijn derhalve niet nader door ons vastgesteld.
(...)
DekkingHet mengsel van grondstoffen wat moet zorg dragen voor een methaangas producerend bacterieel milieu, hierna kortweg “de biologie” genoemd, maakt geen onderdeel uit van het verzekerde object; zoals blijkt uit de omschrijving op de machinelijst behorende bij de machinebreukverzekering is uitsluitend de installatie verzekerd en niet de grondstoffen, “de biologie” of het methaangas in de installatie.
Weliswaar is de biologie verstoord geraakt als direct gevolg van een gedekt evenement op de machinebreukverzekering, de biologie of het methaangas zelf is niet op de machinebreukverzekering verzekerd en maakt derhalve ook geen onderdeel uit van de machinebreukbedrijfsschadeverzekering.
Daar komt bij dat, conform artikel 4.1 van de geldende polisvoorwaarden (V0601.MBBS), schade als gevolg van verlies, direct of indirect veroorzaakt door beschadigdheid (waaronder begrepen achteruitgang in kwaliteit en waarde) van onder meer grondstoffen, hetzij opgeslagen of in behandeling, uitdrukkelijk is uitgesloten van polisdekking.
Het bovenstaande impliceert dat een achteruitgang van de biologie in kwaliteit en waarde met als direct gevolg een verminderde methaangas productie als oorzaak voor een derving in de elektriciteit productie uitgesloten is van polisdekking.”
3.8.
Verder heeft Delta Lloyd bij brief van 26 januari 2011 (productie 7 bij inleidende dagvaarding) geschreven: “
Wij stellen vast dat de dekking en de omvang van de materiële schade onbetwist is.” In deze brief gaat Delta Lloyd alleen in op de omvang van de dekking onder de bedrijfsschadeverzekering.
3.9.
Beslissend is welke betekenis [geïntimeerde] aan de uitlatingen van Delta Lloyd in de hiervoor genoemde brieven heeft toegekend en in redelijkheid ook heeft mogen toekennen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] heeft mogen aannemen dat de dekking van de materiële schade onder de machinebreukverzekering tussen partijen vaststond en het dispuut zich beperkte tot de dekking onder de bedrijfsschadeverzekering. Delta Lloyd heeft zich in de genoemde brieven alleen beroepen op beperkingen in de dekking van de bedrijfsschadeverzekering, terwijl een gedekte schade onder de machinebreukverzekering voorwaarde is voor dekking van de geclaimde bedrijfsschade. Verder mocht [geïntimeerde] de passage in de brief van 26 januari 2011 “
Wij stellen vast dat de dekking en de omvang van de materiële schade onbetwist is”, mede in het licht van de inhoud van deze brief als geheel en de daaraan voorafgaande brief van 23 november 2010 aanmerken als een erkenning van Delta Lloyd dat de materiële schade een gedekt schadevoorval is onder de machinebreukverzekering en dat alleen vanwege het eigen risico geen uitkering onder deze verzekering heeft plaatsgevonden.
3.10.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de aard van de verzekeringsovereenkomst in beginsel meebrengt dat de verzekeraar een verzoek om dekking niet dan na behoorlijk onderzoek dient af te wijzen, dat hij de afwijzing duidelijk behoort te motiveren en daarop niet zomaar kan terugkomen. Gelet op de mate van precisie waarop Delta Lloyd haar afwijzing van de dekking in haar brieven heeft geformuleerd, namelijk op grond van een specifieke uitleg van de dekkingsomschrijving van de bedrijfsschadeverzekering, is het hof van oordeel dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat Delta Lloyd daarop (in beginsel) niet kan terugkomen door in hoger beroep andere verdergaande dekkingsverweren aan te voeren, namelijk dat op verschillende gronden moet worden aangenomen dat er geen dekking is onder de met de bedrijfsschadeverzekering samenhangende machinebreukverzekering. Delta Lloyd heeft niet concreet toegelicht welke omstandigheden van het geval maken dat het haar zou vrijstaan om terug te komen op haar erkenning door aan de afwijzing nieuwe gronden toe te voegen.
3.11.
Het voorgaande betekent dat bij de beoordeling van het geschil ervan moet worden uitgegaan dat de materiële schade aan het verzekerd object het gevolg is van een gedekt voorval onder de machinebreukverzekering.
Het schadevoorval
3.12.
Partijen zijn het eens over de navolgende feitelijke omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de voorliggende dekkingsvraag onder de bedrijfsschadeverzekering.
In de biovergistingsinstallatie wordt een zogenaamde biomassa opgekweekt. In de installatie worden daartoe grondstoffen samengevoegd om een vergistingsproces op gang te brengen. Door die vergisting ontstaat biogas. Met het biogas kan via een gasmotor en een generator elektriciteit worden opgewekt. Bij het opkweken en het in stand houden van de biomassa is de samenstelling daarvan cruciaal. Steeds dienen grondstoffen – waaronder glycerine – in de juiste onderlinge verhouding te worden toegevoegd. Door het defect aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter van de glycerinesilo is teveel glycerine bij de biomassa gekomen. Daardoor is het vergistingsproces verstoord geraakt. De suppletieafsluiter is in korte tijd vervangen/hersteld, maar het heeft veel langer geduurd voordat in de biomassa het noodzakelijke vergistingsproces weer volledig op gang is gekomen. Daardoor is minder biogas vrijgekomen, zodat minder elektriciteit is geproduceerd.
Carenztijd en de duur van het herstel
3.13.
Delta Lloyd stelt dat het defect aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter binnen de carenztijd van 7 dagen is hersteld, zodat de door [geïntimeerde] geleden bedrijfsschade niet voor vergoeding in aanmerking komt. De verzekering dekt volgens haar alleen de schade die ontstaat gedurende de periode waarin het herstel van een defect plaatsvindt. Binnen de genoemde 7 dagen was de installatie weer volledig bedrijfsklaar, zodat geen recht bestaat op een uitkering ter zake van bedrijfsschade, aldus Delta Lloyd.
3.14.
Ter onderbouwing van dit standpunt stelt Delta Lloyd dat uit de definitie van het begrip bedrijfsschade (artikel 1.6 van de Bijzondere bepalingen) moet worden afgeleid dat het recht op vergoeding van enige bedrijfsschade moet samenhangen met het ‘improductief’ worden van het verzekerde object. Dat is het geval als het verzekerde gevaarsobject materieel is beschadigd met als gevolg het stilvallen daarvan. Zodra het gevaarsobject evenwel weer is hersteld en bedrijfsklaar is, is naar de mening van Delta Lloyd geen sprake meer van het ‘improductief’ worden van het verzekerde object.
3.15.
Het hof overweegt het volgende. Delta Lloyd beroept zich ter afwijzing van de dekking onder andere op de verzekeringsvoorwaarden met betrekking tot de overeengekomen carenztijd. De in dat verband relevante bepalingen van de toepasselijke Bijzondere bepalingen (model V 0601.MBBS) luiden als volgt:
“ARTIKEL 1.6
Bedrijfsschade
Het verlies dat de verzekerde lijdt ten gevolge van het improductief worden van alle vaste lasten en het derven van netto winst.
ARTIKEL 1.7
Carenztijd
De termijn, aanvangende na ontdekking van de materiële beschadiging, gedurende welke de geleden bedrijfsschade voor rekening van de verzekerde blijft.
ARTIKEL 1.8
Uitkeringstermijn
De termijn, aanvangende na het verstrijken van de carenztijd, gedurende welke vergoeding van de geleden bedrijfsschade plaatsvindt.”
Onder het kopje ‘Bijzonderheden’ is op blad 2 van het polisblad van de bedrijfsschadeverzekering bepaald:
De hierboven vermelde eigen risico termijn is de carenztijd zoals in de voorwaarden omschreven. Voor de Jenbacher JMF320WKK is de carenztijd 2 volle werkdagen en 7 werkdagen voor de overige delen van de installatie.”
Partijen zijn het erover eens dat in verband met het defect aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter de carenztijd 7 dagen bedraagt. De in artikel 1.8 genoemde uitkeringstermijn is (maximaal) 13 weken.
3.16.
Op welke verzekeringsuitkering [geïntimeerde] jegens Delta Lloyd aanspraak kan maken, dient door uitleg van de verzekering te worden vastgesteld. Het gaat hier om de uitleg van een verzekering die door bemiddeling van een assurantietussenpersoon tot stand is gekomen. Gebruik is gemaakt van algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden volgens een model van Delta Lloyd (een zogenaamde provinciale verzekering). Over de tekst van dergelijke voorwaarden wordt in beginsel niet onderhandeld. Daarom geldt als uitgangspunt voor de uitleg dat deze met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de relevante bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel. Dit uitgangspunt zou uitzondering kunnen lijden als partijen over concrete, voor het geschil relevante onderdelen van de tekst van de verzekering wel overleg hebben gehad en/of als daarover onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Uit niets blijkt echter dat daarvan sprake is geweest. Voor zover partijen een andere dan deze wijze van uitleg van de verzekering voorstaan, doen zij dat ten onrechte.
3.17.
Vertrekpunt voor de vaststelling van de omvang van het verzekerde risico onder de bedrijfsschadeverzekering is de dekkingsomschrijving daarvan. Deze luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ARTIKEL 3
OMVANG VAN DE VERZEKERING
1. Deze verzekering dekt de bedrijfsschade voortvloeiende uit een, gedurende de verzekeringstermijn ontdekte en volgens de bijbehorende machinebreukpolis gedekte, schade aan één of meer gevaarsobjecten, gedurende maximaal de in de polis vermelde uitkeringstermijn.”
3.18.
Uit deze bepaling volgt dat de bedrijfsschadeverzekering in beginsel de bedrijfsschade verzekert die het gevolg is van (‘voortvloeit uit’) een onder de machinebreukverzekering gedekte materiële schade aan het verzekerd object. Het hiervoor aangehaalde artikel 1.6 bepaalt wat onder ‘bedrijfsschade’ dient te worden verstaan: het verlies dat de verzekerde lijdt ten gevolge van het improductief worden van alle vaste lasten en het derven van netto winst. Hetgeen Delta Lloyd betoogt omtrent de betekenis van de term ‘verlies’ stemt niet overeen met de inhoud van deze bepaling. Uit artikel 1.6 volgt niet dat het recht op vergoeding van enige bedrijfsschade moet samenhangen met het improductief worden van het verzekerde object, maar met het improductief worden van alle vaste lasten en het derven van netto winst. De lezing van de verzekeringsvoorwaarden die Delta Lloyd voorstaat, namelijk dat de duur dat het gevaarsobject materieel is beschadigd bepalend is voor de omvang van de dekking onder de bedrijfsschadeverzekering, sluit ook niet aan bij de artikelen 1.4 en 1.5 van de Bijzondere bepalingen waarin is omschreven wat onder ‘alle vaste lasten’, respectievelijk ‘netto winst’ in de zin van artikel 1.6 moet worden verstaan. Ook uit die definities kan niet worden afgeleid dat de te vergoeden kosten en gederfde winst alleen voor vergoeding in aanmerking komen gedurende de hersteltijd van de materiële beschadiging van het verzekerde gevaarsobject. Deze bepalingen luiden als volgt:
“ARTIKEL 1.4
Alle vaste lasten
Die lasten die niet in evenredigheid met de productiviteit stijgen of dalen en waarvan mag worden verwacht dat deze na een schade betaalbaar blijven.
Hieronder worden onder meer verstaan de volgende lasten voor zover zij in het bedrijf van verzekerde voorkomen:
- abonnementen, lidmaatschappen en contributies;
- accountantskosten;
- afschrijvingen op alsmede onderhoudskosten en huur van gebouwen, machines en
transportmiddelen;
- belastingen;
- druk-, advertentie- en reclamekosten;
- gratificaties;
- honoraria van directie en commissarissen;
- kosten voor octrooien/patenten en rechtsbijstand;
- pensioenen;
- reiskosten;
- rente op banksaldi, hypotheken, obligaties en andere leningen;
- salarissen van personeel inclusief de sociale lasten;
- telecommunicatie- en portokosten;
- verzekeringspremies;
- vastrecht voor elektriciteit, gas en water;
ARTIKEL 1.5
Netto Winst
Het verschil tussen de inkomsten welke het bedrijf oplevert en alle aan de bedrijfsuitoefening verbonden kosten.”
3.19.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Delta Lloyd onvoldoende aan de hand van de tekst en systematiek van de verzekeringsvoorwaarden heeft toegelicht en onderbouwd dat de verzekering alleen de bedrijfsschade verzekert die ontstaat gedurende de periode waarin het herstel van een materiële beschadiging aan het verzekerde gevaarsobject plaatsvindt. Dat valt in de verzekeringsvoorwaarden niet te lezen.
3.20.
De genoemde beperking in de dekking die Delta Lloyd voorstaat valt naar het oordeel van het hof ook niet te lezen in de definities van de carenztijd en de uitkeringstermijn. De door Delta Lloyd gestelde bijkomende omstandigheid dat de maximale levertijd bij totaal verlies van de biovergistingsinstallatie 13 weken bedraagt, maakt dat niet anders. Ook als ervan wordt uitgegaan dat de uitkeringstermijn van 13 weken is gekozen in verband met de levertijd bij totaal verlies, kan – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – daaruit niet worden geconcludeerd dat de uitkeringstermijn de strekking heeft de bedrijfsschade te beperken tot de termijn waarbinnen het herstel van de materiële schade plaatsvindt.
Uitsluiting van artikel 4 lid 1 Bijzondere bepalingen
3.21.
Verder beroept Delta Lloyd zich op de uitsluiting van artikel 4 lid 1 van de bedrijfsschadeverzekering:
“ARTIKEL 4
UITSLUITINGEN
Van de verzekering is (zijn) uitgesloten:
1. Verlies direct of indirect veroorzaakt door beschadigdheid (waaronder begrepen achteruitgang in kwaliteit en waarde) van goederen en materiaal, waaronder grondstoffen, halffabrikaten en gereed product, hetzij opgeslagen of in behandeling;”
Delta Lloyd voert ter onderbouwing van haar beroep op deze uitsluiting het volgende aan. Door het defect aan het bedieningsmechanisme van de suppletieafsluiter van de glycerinesilo is teveel glycerine bij de biomassa gekomen. Daardoor is de kwaliteit van de biomassa achteruit gegaan. De schade die [geïntimeerde] lijdt en waarvoor zij aanspraak maakt op een verzekeringsuitkering is direct of indirect veroorzaakt door de ‘beschadigdheid’ (waaronder begrepen achteruitgang in kwaliteit en waarde) van de biomassa. De biomassa is een grondstof, halffabricaat of gereed product, hetzij opgeslagen of in behandeling, die wordt gebruikt of verwerkt in het verzekerde object, de biovergistingsinstallatie, aldus Delta Lloyd.
3.22.
De rechtbank is vooral op basis van de toelichting van Delta Lloyd ter comparitie tot het oordeel gekomen dat Delta Lloyd met de uitsluiting van artikel 4 lid 1 heeft bedoeld te bereiken dat de verzekerde “naast de bedrijfsschade zoals gedefinieerd in de polis, niet apart schade aan hetgeen met het productieproces wordt gefabriceerd” kan claimen. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen: “De uitsluiting van artikel 4 lid 1 van de Bijzondere Bepalingen is niet van toepassing op de verminderde productie als bedrijfsschade en derhalve concludeert de rechtbank dat ook dit verweer van Delta Lloyd niet slaagt.”
3.23.
Het hof overweegt als volgt. Op hetgeen Delta Lloyd ter comparitie in eerste aanleg heeft betoogd, mede in het licht van hetgeen zij overigens heeft aangevoerd, kan de door de rechtbank getrokken conclusie niet worden gebaseerd. Delta Lloyd komt hier terecht tegenop in hoger beroep. Delta Lloyd heeft niet betoogd dat schade
aanhetgeen met het productieproces wordt geproduceerd op grond van artikel 4 lid 1 van dekking is uitgesloten. Delta Lloyd heeft aangevoerd – en dat volgt ook uit hetgeen zij overigens in eerste aanleg heeft betoogd – dat bedrijfsschade
als gevolg vanbeschadigdheid van goederen en materiaal, waaronder grondstoffen, halffabricaten en gereed product, hetzij opgeslagen of in behandeling (zoals de biomassa), niet is verzekerd vanwege de uitsluiting van artikel 4 lid 1 van de Bijzondere bepalingen.
Daarnaast heeft Delta Lloyd gesteld dat de biomassa geen onderdeel uitmaakt van het verzekerd gevaarsobject. De ‘beschadiging’ van de biomassa kan daarom niet als materiële beschadiging van een verzekerde zaak worden aangemerkt en ook op die grond kan de daaruit voortvloeiende bedrijfsschade niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft dit laatste verweer overigens wel gevolgd en bovendien vastgesteld – en dat is in hoger beroep niet bestreden – dat door [geïntimeerde] is erkend dat de biomassa geen verzekerd gevaarsobject is.
3.24.
Hiervoor is overwogen dat partijen het erover eens zijn dat door het defect aan de suppletieafsluiter teveel glycerine bij de biomassa gekomen. Daardoor is het vergistingsproces verstoord geraakt. Daardoor is minder biogas vrijgekomen, zodat minder elektriciteit is geproduceerd. Naar het oordeel van het hof staat de bedrijfsschade aldus uiteindelijk in een (indirect) oorzakelijk verband met een onder de machinebreukverzekering gedekte schade aan het verzekerd gevaarsobject, namelijk de schade aan de afsluiter. De bedrijfsschade vloeit daarmee voort uit die materiële schade en is om die reden in beginsel gedekt volgens de dekkingsomschrijving van artikel 3 lid 1 van de bedrijfsschadeverzekering. De bedrijfsschade (hoofdzakelijk bestaande uit minderproductie van elektriciteit) staat echter ook in een (in dit geval: meer direct) oorzakelijk verband met de verstoring van de biomassa. De voorliggende vraag is vervolgens of artikel 4 lid 1 van de Bijzondere bepalingen ertoe leidt dat de geclaimde bedrijfsschade van dekking is uitgesloten.
3.25.
Het hof is van oordeel dat Delta Lloyd terecht een beroep doet op de genoemde uitsluiting. Aan de geclaimde bedrijfsschade ligt uiteindelijk een materiële beschadiging van de biovergistingsinstallatie ten grondslag, zodat de bedrijfsschade voortvloeit uit een onder de machinebreukverzekering gedekte schade, maar de bedrijfsschade is gezien de keten van gebeurtenissen ook het gevolg van de verstoring van de biomassa. Naar het oordeel van het hof is voldaan aan het vereiste van de uitsluiting van artikel 4 lid 1 dat het verlies direct of indirect is veroorzaakt door de ‘beschadigdheid’ (waaronder begrepen achteruitgang in kwaliteit en waarde) van goederen en materiaal, waaronder grondstoffen, halffabricaten en gereed product, hetzij opgeslagen of in behandeling, namelijk de biomassa in de vergister van de biovergistingsinstallatie. Aan de toepassing van de uitsluiting staat niet in de weg dat de schade uiteindelijk ook voortvloeit uit een verzekerde, niet-uitgesloten oorzaak (de beschadiging van de afsluiter). Daarbij is van belang dat binnen de keten van gebeurtenissen de uitgesloten verstoring van de biomassa een voldoende dominante oorzaak is van de ontstane bedrijfsschade.
3.26.
Dat er op zichzelf genomen volgens [geïntimeerde] ‘niets mis was’ met de glycerine en de landbouwproducten leidt niet tot een ander oordeel. De benodigde cruciale samenstelling van de biomassa is verstoord geraakt, waardoor de kwaliteit en waarde van de biomassa is verminderd en aldus is beschadigd in de zin van artikel 4 lid 1. Daaraan kan niet afdoen dat de verschillende bestanddelen waaruit de biomassa is opgebouwd voordat deze werden samengevoegd niet ‘beschadigd’ waren. Door of na het in de onjuiste verhoudingen samenvoegen van de bestanddelen is de kwaliteit en waarde van de biomassa achteruit gegaan. De biomassa kan als zodanig als ‘beschadigde’ grondstof, dan wel halffabricaat of gereed product worden aangemerkt, zoals deze was opgeslagen in de vergister van de biovergistingsinstallatie.
3.27.
Evenmin is relevant dat het methaangas niet als grondstof, halffabricaat of gereed product kan worden aangemerkt. Delta Lloyd heeft geen ‘beschadigdheid’ van het methaangas aan haar beroep op de uitsluiting ten grondslag gelegd. Zij stelt slechts dat de verminderde productie van methaangas het gevolg is van de ‘beschadigdheid’ van de biomassa.
3.28.
[geïntimeerde] stelt dat de door Delta Lloyd verdedigde uitleg van de uitsluiting van artikel 4 lid 1 van de Bijzondere bepalingen bij haar en/of haar tussenpersoon niet bekend was, althans dat de uitsluiting voor verschillende uitleg vatbaar is. Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel (onder 50) verwijst [geïntimeerde] naar de in eerste aanleg overgelegde reactie van 5 januari 2011 van haar tussenpersoon op de afwijzing van de dekking door Delta Lloyd. Daar schrijft de tussenpersoon dat het moeilijk is aan de verzekerde uit te leggen dat enerzijds wordt gesteld dat de oorzaak van het verstoren van de biologie is veroorzaakt door een gedekt evenement onder de verzekering, maar dat vervolgens wordt gesteld dat er geen dekking is omdat sprake zou zijn van achteruitgang in kwaliteit en waarde van de grondstoffen.
3.29.
Het hof is van oordeel dat van een ‘onduidelijk beding’ als door [geïntimeerde] bedoeld, geen sprake is. [geïntimeerde] heeft in dit verband ook onvoldoende concreet toegelicht op welke andere wijze de relevante verzekeringsvoorwaarden in redelijkheid kunnen worden uitgelegd, zodat moet worden aangenomen dat zij voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Daartoe is onvoldoende dat partijen van mening verschillen over de toepassing van artikel 4 lid 1 van de Bijzondere bepalingen in het voorliggende concrete geval.
Verder is van belang dat Delta Lloyd als verzekeraar de mogelijkheid heeft in de verzekeringsvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen zij bereid is dekking te verlenen. Daarbij heeft Delta Lloyd de vrijheid om op een wijze die voor de verzekeringnemer voldoende duidelijk kenbaar is aan bepaalde feiten en omstandigheden (rechts-)gevolgen te verbinden en aan andere niet. Uit de dekkingssystematiek volgt naar het oordeel van het hof voldoende duidelijk dat voorwaarde voor dekking is dat aan de bedrijfsschade een materiële beschadiging van de verzekerde installatie ten grondslag moet liggen, maar dat de bedrijfsschade van dekking is uitgesloten die direct of indirect is veroorzaakt door – kort gezegd – achteruitgang in kwaliteit en waarde van onder andere grondstoffen, halffabricaten of gereed product, hetzij opgeslagen of in behandeling, waaronder naar het oordeel van het hof ook de biomassa in de vergister dient te worden begrepen. Dat het inroepen van de uitsluiting verregaande gevolgen heeft voor [geïntimeerde] kan niet tot een andere uitkomst leiden. Evenmin bestaat, gelet op de voldoende duidelijke formulering van de uitsluiting, reden voor het aannemen van de door [geïntimeerde] bepleite informatie- of waarschuwingsplicht aan de zijde van Delta Lloyd ten aanzien van de inhoud en strekking van de ingeroepen uitsluiting.
3.30.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep terecht is ingesteld en grief I in incidenteel hoger beroep moet worden verworpen. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Delta Lloyd heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat zij voor de door [geïntimeerde] geclaimde bedrijfsschade geen dekking behoeft te verlenen. Het overige dat door partijen is aangevoerd, behoeft geen afzonderlijke bespreking meer. De vorderingen van [geïntimeerde] zullen alsnog worden afgewezen.
3.31.
De restitutievordering van Delta Lloyd zal als verder niet bestreden worden toegewezen, zij het dat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. Artikel 6:119a BW vormt de implementatie van richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEG L 200/35 van 4 augustus 2000) en ziet op de niet-nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom voortvloeiende uit een handelsovereenkomst. Blijkens de preambule (onder 13) strekt deze richtlijn niet tot regulering van betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen. Hetzelfde geldt voor richtlijn 2011/7/EU van 15 maart 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU 2011, L 48 van 23 februari 2011) waardoor de hiervoor genoemde richtlijn is vervangen (zie de preambule daarvan onder 8).
3.32.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Delta Lloyd begroot op € 575,00 aan verschotten en € 2.235,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 1.938,72 aan verschotten, € 4.893,00 voor salaris in principaal hoger beroep, € 2.446,50 in incidenteel hoger beroep en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen Delta Lloyd ter uitvoering van het eindvonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente van de dag van betaling tot de dag van algehele terugbetaling;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en P.W.A. van Geloven en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014.