Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING DELTA PSYCHIATRISCH CENTRUM,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een tussenarrest van 20 september 2011, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan over een geschil tussen [appellant] en Stichting Delta Psychiatrisch Centrum. [appellant] was van 1 mei 1978 tot 1 november 2005 in dienst bij Delta en heeft een kennelijk onredelijk ontslag aangevochten. Na een ontslagvergunning heeft Delta de arbeidsovereenkomst opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was en kende [appellant] een schadevergoeding van € 15.000,- toe, vermeerderd met wettelijke rente. Delta ging in hoger beroep en het hof Den Haag bevestigde het kennelijk onredelijke ontslag, maar verlaagde de schadevergoeding naar € 10.100,-. [appellant] ging in cassatie, waarop de Hoge Raad oordeelde dat het hof Den Haag een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd bij de schadevergoeding.
Bij de beoordeling na verwijzing heeft het Gerechtshof Amsterdam vastgesteld dat het geding niet mag leiden tot een ongunstiger resultaat voor [appellant] dan in de eerdere uitspraak. Het hof oordeelde dat het ontslag als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt en dat de schadevergoeding niet lager mag zijn dan het bedrag dat door het hof Den Haag was toegekend. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 12.000,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 november 2005. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de leeftijd van [appellant], zijn lange dienstverband en de omstandigheden rondom het ontslag. Het hof vernietigde het eerdere vonnis, behalve de beslissing over de proceskosten, en compenseerde de kosten in incidenteel beroep. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij ontslagprocedures en de bescherming van werknemers tegen kennelijk onredelijke ontslagen.