Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1bestrijdt [appellante] de overweging van de voorzieningenrechter dat [geïntimeerden] het stukje gemeentegrond grenzend aan het door hen in 2002 gekochte stukje grond in gebruik hebben genomen. Zij voert aan dat [geïntimeerden] meer in gebruik heeft genomen dan alleen het stukje gemeentegrond achter hun eigen (oorspronkelijke) perceel. De grief berust op een onjuiste lezing van het vonnis, omdat de voorzieningenrechter dat nu juist heeft vastgesteld.
grieven 2, 3 en 9vraagt [appellante] aandacht voor enige feiten die de voorzieningenrechter volgens haar ten onrechte niet in de opsomming heeft vermeld. De grieven falen in zoverre dat het aan de rechter is te bepalen welke feiten hij ter onderbouwing van zijn beslissing nodig heeft. Het hof zal echter, voor zover de door [appellante] aangevoerde feiten relevant zijn en niet (voldoende) zijn betwist, die feiten bij de beoordeling betrekken.
grieven 4, 5, 8 en 10betreffen enige door de voorzieningenrechter opgesomde feiten die door [appellante] worden betwist. Met deze bezwaren zal het hof in het hiernavolgende rekening houden.
grief 7kan het hof niet afleiden op welk punt de feitenopsomming van de voorzieningenrechter onjuist zou zijn.
3.Beoordeling
4.De beoordeling
grieven 11 tot en met 23 (bis)bestrijdt [appellante] de overweging van de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter [geïntimeerden] niet zal veroordelen tot betaling van dwangsommen, dan wel die sterk zal matigen, alsmede de gronden waarop dit oordeel berust, kort gezegd: de mate waarin door [geïntimeerden] aan de veroordeling is voldaan en de mogelijke verjaring van verbeurde dwangsommen. Het hof overweegt in dit verband het volgende.
[appellante] en [geïntimeerde sub 2] loopt conform de kadastrale grensreconstructie van 16 november 2012 en het relaas van bevindingen van 18 januari 2013;
[appellante], waaronder de schuur, te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [geïntimeerden] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,00;
grief 24, die is gericht tegen de door de voorzieningenrechter in het kader van de schorsing verrichte belangenafweging, en
grief 25, die de door de voorzieningenrechter uit een en ander getrokken conclusie aanvecht, geen succes hebben. Waar naar het oordeel van het hof geen dwangsommen zijn verbeurd vergt het belang van [geïntimeerden] dat de executie van dwangsommen wordt geschorst.
grieven 27 en 29(grief 28 ontbreekt) zijn veeggrieven zonder zelfstandige betekenis en delen het lot van de overige grieven. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.