ECLI:NL:GHAMS:2014:5344

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
23-005418-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beledigende uitlatingen in het kader van strafrechtelijke vervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld voor belediging en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarbij hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 2 december 2014, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De raadsman betoogde dat de uitlating van de verdachte, "krijg toch de kanker", niet beledigend was en dat de eer of goede naam van de betrokken politieambtenaren niet in het geding was. Het hof overwoog echter dat, hoewel de woorden op zichzelf niet beledigend zijn, de context waarin ze werden gebruikt, dit wel degelijk beledigend maakte. De verdachte had deze woorden geroepen naar politieambtenaren die in uniform op de openbare weg aanwezig waren.

Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar vernietigde de beslissing omtrent de strafoplegging. Het hof oordeelde dat, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte en de opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, het passend was om geen straf of maatregel op te leggen. De beslissing was gebaseerd op de artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof deed recht in de zaak door het bewezen verklaarde strafbaar te verklaren, maar geen straf of maatregel op te leggen, en bevestigde het vonnis voor het overige met verbetering van gronden.

Uitspraak

parketnummer: 23-005418-13
datum uitspraak: 16 december 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-093619-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing omtrent de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Het hof zal zijn motivering van de beslissing omtrent de strafoplegging in de plaats stellen van de door de eerste rechter gehanteerde en voorts gronden waarop het vonnis berust op na te melden wijze aanvullen naar aanleiding van een in hoger beroep gevoerd verweer.

Bespreking van gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat dat de door de verdachte gebezigde woorden, “krijg toch de kanker”, een uiting is die niet beledigend is en waarbij de eer of goede naam niet in het geding is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen uitingen die op zichzelf niet beledigend zijn, dat karakter evenwel krijgen op grond van de context waarin die uitingen zijn gebezigd (vgl. HR 22 december 2009, NJ 2010/671). Het gebruik van de woorden “Krijg toch de kanker” is op zichzelf beschouwd niet (zonder meer) beledigend. In de omstandigheden van dit geval heeft de uitdrukking echter tot strekking gehad de betrokken politieambtenaren te raken in hun eer en goede naam. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat laatstgenoemden - met noodhulpdienst belast - in uniform gekleed (naar het hof begrijpt: in een dienstvoertuig) reden op de openbare weg het Osdorpplein te Amsterdam toen een (derde) persoon hen woorden toevoegde. Naar aanleiding daarvan hebben de verbalisanten van deze persoon inzage in diens legitimatiebewijs gevorderd. Hierop heeft de verdachte de politieambtenaren de gewraakte woorden toegeroepen.

Toepassing van artikel 9a Sr

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof overweegt als volgt.
Allereerst is bij de beslissing over de sanctionering van het strafbare feit acht geslagen op de ernst van het bewezenverklaarde, alsmede op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2014, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van belediging.
Nu de rechtbank Amsterdam de verdachte bij vonnis van 7 november 2014 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de tijd van twee jaren heeft opgelegd, acht het hof het thans passend en geboden op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met verbetering van gronden en inachtneming van het hiervoor overwogene voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.J.I. de Jong en mr. I.M.A.M. Berben, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2014.
[…]