Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
In het incidenteel appel heeft [appellant] geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Meergranen, eveneens met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
In het incidenteel appel heeft Meergranen gevorderd als weergegeven in haar memorie, uitvoerbaar bij voorraad, eveneens met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
2.Feiten
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, gaat het om het volgende.
In het hoofdrapport is onder meer het volgende vermeld:
3.Beoordeling
De rechtbank heeft de gevorderde verklaringen voor recht toegewezen en voor wat betreft de schade de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure.
grief 1 in het principaal appelis gericht tegen r.o. 2.11 van het tussenvonnis, waarin de rechtbank heeft vastgesteld dat de MRA medio mei 2010 aan VVDB heeft gemeld dat een akoestisch onderzoek vereist is, maar dat een eerder rapport toereikend zou zijn. [appellant] heeft aangevoerd dat hem niet duidelijk is waar deze vaststelling vandaan komt, omdat in het e-mailbericht van de MRA juist in duidelijke bewoordingen staat dat het akoestisch rapport
geenwaarde meer heeft. In haar memorie van antwoord heeft Meergranen volstaan met een verwijzing naar haar stellingen op dit punt in eerste aanleg, maar de juistheid niet onderbouwd. Het hof zal dit feit dan ook niet als vaststaand aannemen, zoals blijkt uit de hiervoor vermelde feitenvaststelling.
grief 2 in het principaal appelmaakt [appellant] bezwaar tegen de weergave door de rechtbank in r.o. 4.4 van het tussenvonnis, waarin is vermeld: 'Dat de destijds door zijn aannemer uitgevoerde bouwkundige maatregelen niet geheel overeenstemden met de aanbevelingen in het akoestisch rapport was hem niet bekend (...)'. In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat hij heeft aangegeven dat hij niet beter weet dan dat de aanbevelingen uit het akoestisch rapport volledig zijn uitgevoerd. Gelet op deze toelichting, is het het hof niet duidelijk wat [appellant] met deze grief wil bereiken. De kern van zijn stellingen op dit punt is, zo begrijpt het hof, dat hij ervan uitging dat de door de aannemer uitgevoerde maatregelen destijds volledig en in overeenstemming met de aanbevelingen in het akoestisch rapport zijn uitgevoerd. Ook de rechtbank heeft de stellingen van [appellant] zo begrepen, zo leidt het hof af uit de bestreden vonnissen. De grief faalt bij gebrek aan belang.
grief 3 in het principaal appelvoert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat sprake is van non-conformiteit doordat [appellant] een pand heeft geleverd met een zodanige geluidsisolatie dat in het café maximaal 77 dB(A) geluid kon worden geproduceerd, terwijl Meergranen mocht verwachten dat in het café tot 90 dB(A) geluid kon worden geproduceerd.
In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat hij nooit enig geluidsniveau heeft gegarandeerd en dat ook niet over geluidsnormen is gesproken tijdens de onderhandelingen. [appellant] heeft louter gegarandeerd dat het pand is gebruikt als café en dat hem niet bekend is dat het huidig gebruik van het verkochte op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan of dat ge- of verbouwd is zonder de vereiste vergunningen. In de nakoming van deze garanties is hij niet tekort geschoten.
grief 1 in het incidenteel appelmaakt Meergranen bezwaar tegen de overweging van de rechtbank, dat er geen sprake is van non-conformiteit op grond van bijzonder gebruik bij de overeenkomst voorzien. Volgens Meergranen was [appellant] bekend met het bijzonder gebruik als poppodium en heeft hij daarmee ingestemd; daarmee is dit gebruik in de overeenkomst verdisconteerd.
Voorts is in artikel 6, aanhef en sub c van de koopovereenkomst bepaald dat koper het gekochte wil gaan (laten) gebruiken als poppodium. Gelet op deze bepaling mocht Meergranen in beginsel verwachten dat het pand geschikt was om gebruikt te worden als poppodium; hier is immers sprake van een bijzonder gebruik dat in de overeenkomst is voorzien, zodat Meergranen mocht verwachten dat het pand daarvoor geschikt was.
het gebruik als poppodium.
Kennelijk gaat het om het ten gehore (laten) brengen van live-muziek in het café. [appellant] heeft hierbij verwezen naar de wijze waarop hij dit placht te doen in de tijd dat hij het café zelf exploiteerde. Volgens [appellant] , zo heeft hij ter comparitie bij de rechtbank verklaard, was toen sprake van 40 tot 50 en later 20 tot 30 live-optredens per jaar. (Overigens werden deze optredens in de periode van 25 mei 2008 tot 30 januari 2010 georganiseerd door VVDB.) Volgens [appellant] zijn die live-optredens echter niet te kwalificeren als een poppodium. Indien Meergranen de exploitatie van het café had voortgezet op de wijze waarop hij dat deed, zo stelt [appellant] , was er nooit een probleem ontstaan. Volgens [appellant] heeft Meergranen de exploitatie op andere wijze ter hand genomen. [appellant] stelt, zo begrijpt het hof, dat het gaat om meerdere live-optredens per week, en dat dat gebruik als poppodium betekent (memorie van antwoord incidenteel appel punt 15). De verantwoordelijk wethouder heeft verklaard dat daarvoor strengere regels gelden. Verder stelt [appellant] dat hij er vanuit ging dat sprake zou zijn van een voorcafé, met aan de achterzijde een (te realiseren aanbouw) zaal voor concerten. Daarvoor is door Meergranen ook subsidie aangevraagd. Het was te verwachten dat live-optredens in het voorcafé, in combinatie met het ontbreken van een goed deurbeleid, tot geluidsoverlast zouden leiden, aldus [appellant] .
Het hof zal hiertoe een comparitie van partijen gelasten.