ECLI:NL:GHAMS:2014:5018

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
23-003410-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake jeugdige verdachte voor diefstal, belediging van ambtenaren en bezit van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2014. De verdachte, geboren in 1997, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, belediging van politieambtenaren en het bezit van cocaïne. De tenlastelegging omvatte onder andere een straatroof op 17 juni 2013, waarbij de verdachte samen met anderen een mobiele telefoon van een slachtoffer heeft afgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, waardoor de verdachte voor dit feit werd vrijgesproken.

Daarnaast was de verdachte beschuldigd van belediging van ambtenaren op 12 december 2013, waarbij hij beledigende woorden heeft geuit tegen politieagenten tijdens zijn aanhouding. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk beledigend had gehandeld, wat resulteerde in een veroordeling voor eenvoudige belediging.

Verder werd de verdachte beschuldigd van winkeldiefstal op 28 maart 2014, waarbij hij huishoudhandschoenen heeft gestolen uit een C1000-winkel, en van het opzettelijk aanwezig hebben van 1,83 gram cocaïne. Het hof achtte deze feiten bewezen en legde een werkstraf van 80 uur en 40 dagen jeugddetentie op. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen in overweging zijn genomen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003410-14
datum uitspraak: 18 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-684372-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 17 juni 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (te weten Papendrechtstraat) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung, type Galaxy, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s) - naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of - voornoemde [slachtoffer] van achteren heeft/hebben benaderd en/of - plotseling en/of onverhoeds voornoemde [slachtoffer] in een wurggreep heeft/hebben genomen en/of gehouden en/of - een arm om de nek en/of de mond van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of - de ogen van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben bedekt en/of - de broekzak(ken) van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en/of - één of meer klap(pen) op de lip/mond van voornoemde [slachtoffer] heeft gegeven en/of - één of meermalen opde borst en/of het bovenlichaam heeft/hebben geduwd (waardoor voornoemde [slachtoffer] achterover viel);
2:
(parketnummer 13/684723-13)
hij op of omstreeks 12 december 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (brigadier van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met surveillancedienst in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "hou jullie kankerbekken, rot op" en/of "ik luister niet naar jullie kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
3:
(parketnummer 13/684256-14)
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit winkelbedrijf C1000 (filiaal [adres 2]) heeft weggenomen een verpakking (huishoud-)handschoenen (merk Multi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf C1000, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
4:
(parketnummer 13/684256-14)
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1,83 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak (feit 1)

Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door een jongen die achter hem liep, in de wurggreep werd genomen, waarbij vervolgens zijn mobiele telefoon is afgenomen. Hij zag drie jongens wegrennen. Eén van die jongens heeft als bijnaam [medeverdachte] zo blijkt later.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gehoord dat de telefoon van [slachtoffer] door [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) is gestolen.
De moeder van verdachte, [moeder verdachte], heeft verklaard dat aangever [slachtoffer] tegen haar heeft verteld dat hij het gevoel had dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) hem heeft meegelokt waardoor de andere twee jongens hem konden beroven.
Verdachte heeft betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan de straatroof. Niettemin heeft de verdachte verklaard dat hij heeft gezien dat de aangever [slachtoffer] van zijn telefoon werd bestolen door twee jongens. Verdachte stond daarbij op ongeveer 3 meter afstand. Hij deed niks omdat hij was geschrokken. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] juist wilde helpen. Van de naam “[medeverdachte]” heeft verdachte gezegd dat zijn vrienden hem vroeger zo noemden.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat de verklaring van aangever dat verdachte één van de daders van de straatroof was, niet wordt ondersteund door ander bewijs, dan de de-auditu verklaringen van de moeder van verdachte en getuige [getuige]. De enkele bevestiging dat de verdachte “[medeverdachte]” wordt genoemd doet daar niet aan af. Derhalve is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 12 december 2013 te Amsterdam, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (brigadier van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en [verbalisant 2] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en [verbalisant 3] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland) en [verbalisant 4] (hoofdagent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met surveillancedienst in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "hou jullie kankerbekken, rot op" en "ik luister niet naar jullie kankerlijers";
3:
hij op 28 maart 2014 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in winkelbedrijf C1000 (filiaal [adres 2]) heeft weggenomen een verpakking huishoudhandschoenen (merk Multi), toebehorende aan winkelbedrijf C1000;
4:
hij op 28 maart 2014 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,83 gram cocaïne.
Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte van de ten laste gelegde belediging dient te worden vrijgesproken, aangezien verdachte niet de opzet had de verbalisanten te beledigen doch uiting gaf aan zijn heftige emotie.
Het hof overweegt allereerst dat verdachte heeft bekend dat hij heeft gescholden en dingen als “kanker” heeft gezegd toen hij werd aangehouden.
Voorts overweegt het hof dat in het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 31 e.v.) is gerelateerd dat de verbalisanten verdachte luidkeels hebben horen schreeuwen “Hou jullie kankerbekken, rot op!!” en “Ik luister niet naar jullie kankerlijers”. Zij hebben de uitlatingen van verdachte als aanstootgevend, ongepast en zeer beledigend ervaren. Bovendien zijn de uitlatingen gedaan op de openbare weg, waarbij mensen en ook kinderen getuigen waren.
Het hof is van oordeel dat uitlatingen die inhouden dat een ander een ernstige ziekte wordt toegedacht, zoals in onderhavig geval, en die de strekking hebben iemands waardigheid aan te tasten vallen onder de kwalificatie belediging. Anders dan de verdediging wordt de emotie van boosheid van verdachte omdat hij werd aangehouden door het hof niet gezien als een omstandigheid die het beledigende karakter aan de uitlatingen ontneemt. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het aanwezig hebben van cocaïne.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat, toen hij zag dat het envelopjes waren, hij wist dat het drugs was en dat hij dat weleens gezien had op tv. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het vermoeden had dat er drugs in de envelopjes zat.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte minstgenomen het voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van de in de wikkels aangetroffen cocaïne. Het hof verwerpt het verweer en acht derhalve het opzet bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie van 104 dagen met aftrek van voorarrest. Daarnaast wordt aan de verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige opgelegd voor de duur van 12 maanden, subsidiair
6 maanden jeugddetentie, bestaande uit behandeling bij de Bascule, inhoudende Multi Dimensionele Familie Therapie (MDFT). Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij voor het gehele bedrag toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 224 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door Jeugdzorg ook als dat inhoudt zich houden aan de 8 tot 8 coach, het schoolrooster en behandeling door Jellinek Kliniek met betrekking tot het middelengebruik. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 271 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich opzettelijk schuldig gemaakt aan het beledigen van een politieambtenaren, door te roepen “Hou jullie kankerbekken, rot op!!” en “Ik luister niet naar jullie kankerlijers”. Het handelen zoals de verdachte heeft gedaan, getuigt van geen respect voor het openbaar gezag. Een politieambtenaar hoeft zich een dergelijke belediging niet te laten welgevallen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die schade en hinder veroorzaken voor het gedupeerde bedrijf.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Harddrugs zoals cocaïne en heroïne zijn voor de volksgezondheid schadelijke stoffen. Bovendien is het gebruik ervan bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit door de gebruikers daarvan ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 oktober 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op hetgeen namens de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdbescherming ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, alsmede de inhoud van het verdachte betreffende rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 april 2014, de actualisatie van voornoemd rapport van 4 juli 2014, het rapport van het psychodiagnostisch onderzoek van 3 oktober 2013 en de rapportage van bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam van 2 september 2013.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarbij heeft het hof meegewogen dat de verdachte reeds begeleid wordt door een 8 tot 8 coach en hij een positieve wending aan zijn leven lijkt te hebben gegeven: verdachte werkt en oriënteert zich op een opleiding.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 271,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 266 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. M.R. Cox en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. J. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2014.
mr. D. Radder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]