ECLI:NL:GHAMS:2014:4958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
23-001178-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging zware mishandeling en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en het opzettelijk beschadigen van andermans eigendom. De tenlastelegging betrof incidenten die zich op 19 augustus 2012 in Amsterdam hebben voorgedaan, waarbij de verdachte een glazen kandelaar in de richting van twee portiers gooide, hen bedreigde en schade toebracht aan een deurpost van een horecagelegenheid. Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 oktober 2014 heeft het hof de verklaringen van de aangevers en de verdachte gehoord. De aangevers verklaarden dat de verdachte met kracht een glazen voorwerp naar hen gooide, wat leidde tot angst voor zwaar lichamelijk letsel. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had om de portiers te raken, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. Het hof verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van voorarrest. Het hof weegt in zijn beslissing de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, waaronder eerdere veroordelingen en psychische problemen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001178-13
datum uitspraak: 10 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-248204-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Huis van Bewaring De Weg te Amsterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een (glazen) kandelaar/pot, althans een voorwerp van glas, (met kracht) (van korte afstand) naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gegooid en/of geworpen;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (glazen) kandelaar/pot, althans een voorwerp van glas, (met kracht) (van korte afstand) naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gegooid en/of geworpen;
2:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn vinger langs zijn (verdachtes) keel bewogen (zogenaamd snijgebaar) en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Wil je een stomp op je oog" en/of "Heb je wel eens een klap op je oog gehad" en/of "Ik schiet je dood",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op of omstreeks 19 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deurpost/kozijn (van perceel [adres 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of (horeca)[bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door eenmaal of meermalen (met kracht) met een (glazen) kandelaar/pot, althans een voorwerp van glas, in elk geval een (hard en/of zwaar) voorwerp, op/tegen voornoemd(e) deurpost /kozijn te gooien en/of werpen en/of op enigerwijze kracht uit te oefenen op voornoemd(e) deurpost/kozijn;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsverweer

Ten aanzien van 1 primair
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet het opzet had de portiers met de glazen kaarspot te raken en dat in dit geval geen sprake is van integraal opzet.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat ook van voorwaardelijk opzet geen sprake is. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de kans dat één of beide portiers geraakt zouden worden door de geworpen glazen kaarspot niet aanmerkelijk is, gelet op de omstandigheid dat de portiers - [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - gemakkelijk opzij hebben kunnen gaan bij het zien van het gooien van de glazen kaarspot door de verdachte .
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg heeft aanvaard. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk moet worden geacht.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De aangever [slachtoffer 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de verdachte een glazen kandelaar zag pakken en deze met kracht in zijn richting zag gooien. [slachtoffer 1] kon volgens zijn verklaring net opzij springen en zag dat de kandelaar direct naast hem kapot spatte. Tijdens zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de glazen kaarshouder uiteen spatte en dat een gedeelte van het glas en het kaarsvet tegen de deur kwam en dat een deel terug spatte en sommige gasten raakte.
De aangever [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de verdachte op een afstand van drie meter van hem en [slachtoffer 1] zag staan en dat de verdachte de kaarspot in hun richting gooide. De verdachte gooide met kracht over de mensen die in de rij stonden heen. Om de kaarspot te ontwijken moest [slachtoffer 2] opzij stappen. Hij hoorde een harde klap en zag dat de kaarspot uit elkaar spatte. De mensen in de rij zaten onder het kaarsvet en het glas. Bij sommige mensen zat het glas zelfs in hun haar.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de kaarspot in de richting van de portiers op de deur heeft gegooid.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, waarbij van korte afstand met kracht een glazen kandelaar/kaarspot naar de portiers is gegooid, is het hof van oordeel dat in deze gedraging objectief gezien de aanmerkelijke kans besloten ligt op zwaar lichamelijk letsel voor deze personen en dat de verdachte deze aanmerkelijke kans door zijn handelen welbewust heeft aanvaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 19 augustus 2012 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een glazen kandelaar/pot met kracht van korte afstand in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gegooid;
2:
hij op 19 augustus 2012 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zijn vinger langs zijn, verdachtes, keel bewogen, in een zogenaamd snijgebaar, en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: ,,Wil je een stomp op je oog?" en ,,Heb je wel eens een klap op je oog gehad?" en ,,Ik schiet je dood";
3:
hij op 19 augustus 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deurpost van perceel [adres 2], toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of horecabedrijf [bedrijf], heeft beschadigd door met kracht met een glazen kandelaar/pot tegen voornoemde deurpost te gooien;
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 maandenmet aftrek van voorarrest
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 maandenmet aftrek van voorarrest
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft getracht twee portiers van een café waar hij niet naar binnen mocht zwaar te verwonden door met een glazen kaarspot in hun richting te gooien. De uitwerking van deze handeling was zodanig, dat de kaarspot uiteindelijk schade aan de deurpost van het betreffende café heeft veroorzaakt, terwijl gasten glasscherven in hun hoofdhaar kregen. Voorts heeft de verdachte één van de portiers met de dood bedreigd.
Ook is de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 oktober 2014 eerder voor mishandeling en bedreiging met een misdrijf onherroepelijk veroordeeld.
Anderzijds heeft het hof laten meewegen dat de verdacht zelf ook forse klappen van de portiers heeft gehad.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een rapport van 11 oktober 2014 opgemaakt door de psychiater [naam]. Dit rapport is opgemaakt in een andere, bij de rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2014 tegen de verdachte onder parketnummer 13-741139-14 dienende strafzaak, en is door de advocaat-generaal bij de stukken gevoegd. De advocaat-generaal heeft medegedeeld dat in die strafzaak bij de rechtbank de klinische observatie van de verdachte door het openbaar ministerie zal worden gevorderd. Het hof heeft in dit rapport geen aanleiding gezien de behandeling van de onderhavige strafzaak aan te houden, maar heeft wel rekening gehouden met het feit dat uit dit rapport blijkt, dat de verdachte psychische problemen heeft en ook in het verleden had. Zo werd hij in 2012 - naar eigen zeggen van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep in februari 2012 - wegens een psychose opgenomen in het AMC.
Ook heeft het hof acht geslagen op een door de raadsvrouw overgelegde e-mail van 2 oktober 2014 van de GGD Amsterdam waaruit blijkt, dat de verdachte akkoord is gegaan met doorverwijzing naar het Forensisch ACT inzake het opstarten van zorg.
Het hof is van oordeel dat, alles afwegende, kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
zes weken, met aftrek.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2014.
[........]
.