Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting van een vereniging die aan haar leden de gelegenheid biedt om de voetbalsport te beoefenen. De inspecteur van de Belastingdienst had de verzoeken om teruggaaf over de jaren 2008, 2009 en 2010 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had deze beslissing bevestigd, waarna de vereniging in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de verzoeken terecht niet-ontvankelijk waren verklaard, omdat de aangiften te laat waren ingediend. De vereniging had op 7 maart 2011 een verzoek ingediend om als belastingplichtige voor de omzetbelasting te worden aangemerkt, maar had de aangiften voor de teruggaaf niet tijdig ingediend. De inspecteur had de aangiften op 10 mei 2011 ontvangen, wat na de uiterste datum van 30 april 2011 was. Het Hof benadrukte dat de ontvangsttheorie geldt voor de tijdigheid van aangiften, wat betekent dat een aangifte tijdig is indien deze vóór het einde van de termijn door de inspecteur is ontvangen. Het beroep van de vereniging op het vertrouwensbeginsel, gebaseerd op een gesprek met een medewerker van de Belastingtelefoon, werd verworpen. Het Hof concludeerde dat de uitspraken van de rechtbank moesten worden bevestigd en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de kosten.