ECLI:NL:GHAMS:2014:4862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
23-001677-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugverwijzing naar de rechtbank na onterecht verstek verleend tegen verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 maart 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in 1943, werd beschuldigd van het niet doen van aangifte van liquide middelen van EUR 12.163 bij zijn binnenkomst in de Gemeenschap op Schiphol op 21 maart 2013. Tijdens de zitting in hoger beroep werd duidelijk dat de dagvaarding voor de zitting van 20 maart 2014 per abuis was ingetrokken door een administratieve fout van het Openbaar Ministerie. Hierdoor was de verdachte niet op de hoogte van de zitting en is hij niet verschenen. De politierechter heeft vervolgens verstek verleend en de verdachte veroordeeld, zonder te weten dat de dagvaarding was ingetrokken. Het hof oordeelde dat de politierechter ten onrechte verstek had verleend, aangezien de verdachte niet op de juiste wijze was geïnformeerd over de zitting. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, zodat deze opnieuw kan worden behandeld met inachtneming van het arrest van het hof.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001677-14
Datum uitspraak: 10 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-215710-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, al dan niet opzettelijk, niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot het doen van (schriftelijke) aangifte, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) NR. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, immers, heeft hij toen en aldaar geen aangifte gedaan, terwijl hij die Gemeenschap binnenkwam of verliet en liquide middelen ten bedrage van EUR 10.000 of meer vervoerde, te weten (totaal, omgerekend naar euro's) EUR 12.163.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat na een aanvankelijk correct betekende inleidende dagvaarding door een administratieve fout bij het Openbaar Ministerie deze dagvaarding van de verdachte voor de zitting van 20 maart 2014 per abuis is ingetrokken. Over deze intrekking is de verdachte schriftelijk geïnformeerd. De verdachte is daardoor niet ter terechtzitting van de politierechter verschenen. De politierechter heeft, kennelijk niet wetende dat de dagvaarding was ingetrokken, verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte en hem veroordeeld ter zake van het ten laste gelegde feit. Nu de verdachte gerechtvaardigd ervan uit mocht gaan dat de dagvaarding voor genoemde zitting was ingetrokken, heeft de politierechter naar het oordeel van het hof ten onrechte verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De politierechter had in eerste aanleg ter terechtzitting niet mogen toekomen aan de behandeling ten gronde omdat de verdachte bij het onderzoek ter terechtzitting niet is verschenen, terwijl hij niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem bekend was.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en de zaak - zoals ter terechtzitting in hoger beroep is verzocht door de verdediging - daarom op grond van artikel 422a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. P.C. Römer en mr. J.G. Bulsing, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2014.
Mr. J.G. Bulsing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.