In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 6 november 2014 een beschikking gegeven inzake de besloten vennootschap [B], gevestigd te Amsterdam. Verzoekster [A] heeft een verzoek ingediend tot het gelasten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen [B] over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een verstoorde verhouding tussen [A] en de belanghebbende DJK, die samen het bestuur van [B] vormen. De Ondernemingskamer heeft geconstateerd dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van [B] te twijfelen, gezien de geschillen tussen de partijen over onder andere financiële kwesties en de verhouding tussen hun inspanningen en vergoedingen.
De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te bevelen en een onafhankelijk bestuurder met beslissende stem te benoemen, die zelfstandig bevoegd is om [B] te vertegenwoordigen. Dit is noodzakelijk om de impasse in het bestuur te doorbreken. De kosten van het onderzoek en de benoeming van de bestuurder komen ten laste van [B]. De Ondernemingskamer heeft ook de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.
De Ondernemingskamer heeft de beschikking op schrift gesteld op 15 december 2014, na de openbare terechtzitting van 6 november 2014, waar partijen en hun advocaten aanwezig waren en vragen van de Ondernemingskamer hebben beantwoord. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de mogelijkheden van aandeelhouders en bestuurders in een vennootschap onder druk behandelt, evenals de rol van de Ondernemingskamer in dergelijke geschillen.