ECLI:NL:GHAMS:2014:474

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
21 februari 2014
Zaaknummer
23-000531-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor hulp bij diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van hulp bij diefstal van een personenauto op 11 januari 2012. De tenlastelegging hield in dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de diefstal door een paaltje te verwijderen, waardoor de gestolen auto kon wegrijden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 januari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De camerabeelden en de verklaringen in het dossier waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat de verdachte opzet had op de diefstal of dat hij daadwerkelijk hulp had geboden. De politierechter had weliswaar opgemerkt dat de verdachte een paaltje weghaalde, maar het hof oordeelde dat dit alleen niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding, die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de nieuwe tenlastelegging. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000531-12
Datum uitspraak: 29 januari 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2012 in de strafzaak onder de parketnummers 13-650126-12 en 13-660022-10 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
een onbekend gebleven persoon op of omstreeks 11 januari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (kenteken [kenteken]) (met daarin een of meer kentekenbewij(s)(zen) en/of een rijbewijs op naam van [benadeelde]), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon en/of hem, verdachte, zulks nadat die onbekend gebleven persoon die/dat weg te nemen personenauto (kenteken [kenteken]) onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een gestolen bijbehorende autosleutel, in elk geval een sleutel waartoe voornoemde onbekend gebleven persoon niet is/was gerechtigd en/of (vervolgens) met voornoemde gestolen bijbehorende autosleutel die voornoemde personenauto te openen en/of te starten, bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk een paaltje te verwijderen zodat er voor voornoemde personenauto een vrije doorgang ontstond en/of deze personenauto weg kon rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een vrijspraak van het ten laste gelegde feit.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende camerabeelden noch op grond van de overige stukken in het dossier voldoende is gebleken dat de verdachte heeft gehandeld met het voor diefstal vereiste oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van de auto en dat hij opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij deze diefstal. Weliswaar is door de politierechter op de betreffende camerabeelden waargenomen dat de verdachte een paaltje weghaalt en dat kort daarna de gestolen auto langsrijdt en het terrein verlaat, maar het hof acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Meer in het bijzonder valt uit het dossier niet af te leiden dat het handelen van de verdachte – hoe opmerkelijk en verdacht ook – was gericht op de diefstal van de auto. Daarbij wordt opgemerkt dat de door de politierechter voor het bewijs gebruikte waarneming van de conciërge in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] ‘hij maakt een soort beweging zoals men dat doet als men op afstand een auto opent’, niet als zodanig in het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot uitkijken van de beelden door verbalisant [verbalisant 2] is terug te vinden.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 448,81.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 13/660022-10

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 12 mei 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 26 januari 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 12 mei 2010, parketnummer 13-660022-10, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 januari 2014.
mr. Röttgering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]