In deze zaak staat centraal of de belanghebbende, [X] B.V., terecht aansprakelijk is gesteld voor de omzetbelastingschulden van een fiscale eenheid. De ontvanger van de Belastingdienst had de belanghebbende op 23 oktober 2012 aansprakelijk gesteld voor niet-betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting over verschillende tijdvakken, met een totaalbedrag van € 348.807. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar de belanghebbende ging in hoger beroep. Het Hof Amsterdam oordeelde dat de aansprakelijkstelling niet rechtsgeldig was, omdat de vereiste beschikking fiscale eenheid niet op de juiste wijze aan de belanghebbende bekend was gemaakt. Het Hof benadrukte dat voor de aansprakelijkstelling op grond van artikel 43 van de Invorderingswet 1990 een formele beschikking van de inspecteur vereist is, die ook aan de betrokken vennootschappen bekend moet zijn gemaakt. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de beschikking aansprakelijkstelling werd vernietigd. Tevens werd de ontvanger veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende.