ECLI:NL:GHAMS:2014:4704

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
13 november 2014
Zaaknummer
23-002750-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne invoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, van 31 mei 2013. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 65,241 kilogram cocaïne op 18 december 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 31 oktober 2013 en 29 oktober 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging betrof het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij de invoer van cocaïne via een zending snijbloemen op de luchthaven Schiphol. De verdachte had toegang tot het terrein van de luchthaven en maakte misbruik van zijn functie bij het afhandelingsbedrijf. Het hof heeft de bewijsconstructie van de rechtbank herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de wet.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden. In hoger beroep heeft het hof de straf verhoogd naar 5 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de grote hoeveelheid cocaïne. Het hof heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder horloges en een telefoontoestel, onttrokken aan het verkeer. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden.

Uitspraak

parketnummer: 23-002750-13
datum uitspraak: 12 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, van 31 mei 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-840071-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2013 en 29 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 65,241 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een iets andere bewijsconstructie en een andere strafoplegging.

Bewijsoverweging

Op 18 december 2011 omstreeks 3.49 uur komt vanuit Bogota (Colombia) de vlucht [vluchtnummer] (ook wel de [vluchtnummer]) aan op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Aan boord van deze vlucht bevindt zich onder meer een zending snijbloemen voorzien van airwaybill [nummer]. Nadat de plaat met onder meer deze zending uit het vliegtuig is gelost, wordt deze neergezet bij deur 48 van de loods van afhandelaar [bedrijf 1] aan de [adres 2] te Schiphol. Medewerker [naam 1] van [bedrijf 1] heeft, naar hij heeft verklaard, in de veronderstelling dat de plaat verkeerd stond, deze met onder meer de betreffende zending naar de zogeheten [naam loods] gebracht, zodat deze daar kon worden afgebroken. Bij het afbreken van de plaat worden in de betreffende zending pakketten aangetroffen. Rond 5.15 uur/5.30 uur belt [naam 1] dit door aan zijn leidinggevende [naam 2]. [naam 2] geeft vervolgens opdracht aan [naam 1] de zending in de locker te plaatsen. De zending is rond 6.00 uur in de locker gezet en vervolgens is de Koninklijke Marechaussee gebeld. Omstreeks 6.05 uur is de melding binnengekomen bij de Koninklijke Marechaussee, die vervolgens omstreeks 6.30 uur ter plaatse is gekomen. De zending, die uit zestien dozen bestond, is vervolgens in beslag genomen. In vier van de dozen werden in totaal 66 gekleurde pakketten aangetroffen. In deze pakketten bevond zich in totaal 65.241 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
De verdachte, die werkzaam is bij [bedrijf 1], is op 17 december 2011 om 22.56 uur de toegangsloge gepasseerd. Hij had die nacht dienst bij deur 48, welke dienst om 23.00 uur aanving en de volgende morgen, 18 december 2011, om 7.15 uur eindigde. Hij verliet het terrein via een tourniquet om 7.16 uur.
In de ochtend van 18 december 2011 omstreeks 4.53 uur meldt medeverdachte [medeverdachte] zich bij de ingang Lodge van het [bedrijf 1] terrein op de luchthaven Schiphol. Hij arriveert in een witte bestelbus met het kenteken [kentekennummer]. Op de intekenlijst, die wordt opgesteld bij de toegangscontrole van het [bedrijf 1] terrein, staat vermeld dat hij voor de firma “[bedrijf 2]” komt. [bedrijf 2] is een koeriersbedrijf in Amsterdam, waar medeverdachte [medeverdachte] niet bekend is als werknemer of ex-werknemer.
Om 5.16 uur maakt de verdachte deur 48 van de loods van [bedrijf 1] open, waarna [betrokkene] en medeverdachte [medeverdachte] de loods in lopen. Zij gaan in gesprek met verdachte. Omstreeks 5.16 uur komt getuige [naam 1] bij deur 48 aan. De verdachte loopt richting [naam 1], met [betrokkene] en medeverdachte [medeverdachte] achter zich aan. Er ontstaat een gesprek met [naam 1] waarbij [betrokkene] het woord voert. [naam 1] rijdt vervolgens weg. Omstreeks 5.23 uur bekijken [betrokkene] en medeverdachte [medeverdachte] samen een bij loodsdeur 48 staande vrachtplaat. Omstreeks 5.41 uur hebben [betrokkene] en medeverdachte [medeverdachte] weer contact met de verdachte, die een map in zijn hand heeft. Om 5.53 uur staat medeverdachte [medeverdachte] buiten deur 48. De witte transportbus van medeverdachte [medeverdachte] staat daar met geopende achterdeuren, waarbij de achterkant van de bus is gericht naar deur 48.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Uit camerabeelden valt op te maken dat op 18 december 2011 omstreeks 5.25 uur zowel [betrokkene] als medeverdachte [medeverdachte] vermoedelijk op hun mobiele telefoon kijken. [betrokkene] verklaart toen het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] te hebben opgeslagen in zijn telefoon. Uit de printgegevens blijkt dat op voornoemd tijdstip [betrokkene] wordt gebeld door het nummer [telefoonnummer 1] (hierna: -[telefoonnummer 1]) en dat het contact 0 seconde duurt. Voorts blijkt dat het hoofdmastgebruik van dit telefoonnummer plaatsvindt via 1) een mast aan de Bloemgartensingel te Amsterdam, welke dichtbij de [straatnaam] te Amsterdam is gelegen waar de woning van medeverdachte [medeverdachte] is gelegen 2) een mast aan de Sloterweg, welke –naar het hof ambtshalve bekend is-, slechts enkele kilometers van de [straatnaam] is gelegen. Tevens blijkt dat de telefoon zich op 18 december 2011 verplaatst van Amsterdam naar Schiphol en een paal in de nabijheid van het [bedrijf 1] terrein aanstraalt, wanneer medeverdachte [medeverdachte] zich daar bevindt. Het nummer is alleen van 17 december 2011 in de late avond tot 18 december 2011 om 12.35 uur in gebruik en heeft met slechts drie telefoonnummers contact, waaronder het hieronder aangeduide telefoonnummer [telefoonnummer 2] en het door een NN gebruikte nummer [telefoonnummer 3].
Uit het voorgaande leidt het hof evenals de rechtbank af dat het nummer -[telefoonnummer 1] op 18 december 2011 in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte] en dat het hier een zogeheten actietelefoon betreft.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: -[telefoonnummer 2]) betreft een telefoonnummer dat alleen actief is geweest in de periode van 10 december 2011 tot en met 18 december 2011 en alleen contacten heeft gehad met de telefoonnummers [telefoonnummer 3] (hierna: -[telefoonnummer 3]) en -[telefoonnummer 1], welk laatstgenoemd nummer in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte].
Het telefoonnummer -[telefoonnummer 2] wordt op 10 december 2011 geactiveerd en straalt dan een paal aan in de omgeving van de woning van de verdachte. Vlak daarna wordt het nummer -[telefoonnummer 3] geactiveerd en ook dit nummer straalt een paal aan in de directe omgeving van de woning van de verdachte. Vervolgens hebben deze nummers op 14 en 16 december 2011 telefonisch contact en daarna meermalen in de periode van 17 december 2011 om 20.45 uur tot en met 18 december 2011 om 6.09 uur.
Het hoofdmastgebruik van telefoonnummer -[telefoonnummer 2] vindt in de periode dat het actief is geweest, plaats via een mast die is gelegen in de directe omgeving van de woning van de verdachte op momenten dat de verdachte volgens zijn rooster geen dienst heeft. Andere masten die door dit nummer worden aangestraald betreffen masten op Schiphol in de directe nabijheid van het bedrijf [bedrijf 1]. Het aanstralen van deze masten vindt plaats vanaf 17 december 2011 om 23.00 uur, terwijl de verdachte volgens zijn rooster aan het werk is. Het aanstralen van de palen op Schiphol duurt tot 18 december 2011 6.09 uur, op welk moment tevens het laatste contact met deze telefoon plaatsvindt. Dit komt overeen met de bewegingen van de verdachte, wiens nachtdienst op 18 december 2011 eindigde om 7.15 uur.
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen gaat het hof er met de rechtbank van uit dat
telefoonnummer -[telefoonnummer 2] een actietelefoon betreft die in gebruik is geweest bij de verdachte.
In de periode van 17 december 2011 om 20.55 uur tot en met 18 december 2011 om 14.00 uur hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tevens veelvuldig telefonisch contact met elkaar via hun telefoonnummers [telefoonnummer 4] (welk nummer de verdachte bij zijn werkgever [bedrijf 1] Aviation heeft opgegeven als zijn nummer) en [telefoonnummer 5] (welk nummer medeverdachte [medeverdachte] bij de uitkeringsinstantie als zijn nummer heeft opgegeven). De frequentie van de gesprekken tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is op 18 december 2011 (met een piek tussen 5.00 uur en 6.00 uur) veel hoger dan in de periode daarvoor.
De verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] bevriend zijn en dat deze gesprekken alle betrekking hebben gehad op het afspreken voor het drinken van een bakje koffie. Evenals de rechtbank acht het hof deze verklaring echter ongeloofwaardig en het hof stelt die ter zijde.
Gelet op de hoge frequentie van de contacten is het volstrekt onaannemelijk dat de telefonische contacten die op 17 en 18 december 2011 tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben plaatsgevonden uitsluitend over het maken van een afspraak om een kop koffie te drinken zouden zijn gegaan. Daarbij komt dat de telefonische contacten al ver voordat medeverdachte [medeverdachte] op Schiphol aanwezig is beginnen en doorgaan nadat medeverdachte [medeverdachte] het terrein van [bedrijf 1] al weer heeft verlaten. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor dit belgedrag, ook niet voor het telefonisch contact dat plaatsvond nadat [medeverdachte] het [bedrijf 1]-terrein verlaten had, toen het samen drinken van koffie niet meer aan de orde was.
Bovendien belt een NN met het nummer -[telefoonnummer 3] veelal afwisselend de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op hun actietelefoons.
Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat er tussen de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en een derde onbekend gebleven persoon per telefoon afstemming plaatsvindt over de zending met cocaïne en dat het openen van loodsdeur 48 door de verdachte voor onder meer medeverdachte [medeverdachte] ook met oog op het afhalen van deze zending door laatstgenoemde gebeurt. De telefonische contacten vinden immers plaats op de dag dat de zending aankomt in Nederland, met name in de tijdspanne dat het vliegtuig met de zending net is geland of zal landen, terwijl het contact stopt op het moment dat de verdovende middelen in de zending worden aangetroffen.
In dit verband acht het hof tevens nog het volgende van belang. Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de KMAR verklaard dat hij niet weet wat hij die dag op het [bedrijf 1] deed en dat hij daar misschien voor een zending aanwezig was (persoonsdossier [medeverdachte], p.124). [medeverdachte] is op 18 december 2011 om 4.54 uur met een bus, gehuurd door een derde, het Schipholterrein opgereden en heeft dit terrein om 6.10 uur weer verlaten, luttele minuten nadat in de [naam loods] loods de cocaïne was ontdekt. In de tussentijd heeft medeverdachte [medeverdachte] de bus met de laaddeuren open en de achterkant van de bus gericht naar deur 48 geparkeerd en heeft daar staan wachten. Voorts is medeverdachte [medeverdachte] niet bekend bij het bedrijf [bedrijf 2], voor welk bedrijf hij via de intekenlijst bij de toegangscontrole stelt te komen, terwijl evenmin is gebleken dat hij over papieren beschikte om een zending af te halen.
Op grond van alle hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich opzettelijk bezig hielden met de (verlengde) invoer van de in de zending snijbloemen aangetroffen hoeveelheid cocaïne.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 december 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 65,241 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, heeft de verdachte voor het ten laste gelegde feit veroordeeld tot gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Tevens heeft de rechtbank in eerste aanleg onttrokken aan het verkeer een drietal imitatie-horloges, te weten een Rolex, een Bulgari en een Cavaneo, en gelast de teruggave aan de uitgevende instantie te weten Schiphol Group van een parkeerpas en aan de verdachte een drietal horloges te weten een Portofino, een Breitling en een Tag Heuer alsmede een telefoontoestel te weten een Nokia.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof beslist conform de rechtbank in eerste aanleg ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen. Tot slot heeft de advocaat-generaal opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich in georganiseerd verband opzettelijk schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van ruim 65 kilo cocaïne via de luchthaven Schiphol. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoeft aan deze stof.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden als medewerker van [bedrijf 1] met vrije toegang tot de luchthaven. De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur waarbij het hof tevens in aanmerking neemt dat het om een zeer grote hoeveelheid cocaïne gaat met een zeer hoge straatwaarde.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte, gelet op het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 oktober 2014, nog niet eerder voor een soortgelijk vergrijp is veroordeeld.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat de eis van de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezene en acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De in beslag genomen imitatie-horloges, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de dader toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1 stk horloge Rolex met metalen band 16520,
5. 1 stk horloge Bulgari egw 30 g d 383 met metalen band,
6. 1 stk horloge Cavaneo 1583 cm aspd-10.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1 stk horloge Portofino met zwarte polsband nummer 52534,
4. 1 stk horloge, Breitling nummer 295697 met metalen band nummer 1884,
7. 1 stk horloge, Tag Heuer cah1113 res6475,
16. 1 stk gsm-toestel, Samsung Galaxy not + hoed en in doos.
Gelast de
teruggaveaan de uitgevende instantie van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
19. 1 stk parkeerpas Schiphol Group.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. F.W.J. den Ottolander en mr. E. Mijnsberge, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2014.
Mr. A.D.R.M. Boumans en mr. A.M. van Tilburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[....]