In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Schiphol, van 31 mei 2013. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 65,241 kilogram cocaïne op 18 december 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 31 oktober 2013 en 29 oktober 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
De tenlastelegging betrof het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij de invoer van cocaïne via een zending snijbloemen op de luchthaven Schiphol. De verdachte had toegang tot het terrein van de luchthaven en maakte misbruik van zijn functie bij het afhandelingsbedrijf. Het hof heeft de bewijsconstructie van de rechtbank herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de wet.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden. In hoger beroep heeft het hof de straf verhoogd naar 5 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de grote hoeveelheid cocaïne. Het hof heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder horloges en een telefoontoestel, onttrokken aan het verkeer. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden.