Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
- het rapport van 1 augustus 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming, opgemaakt door raadsonderzoeker [naam 1],
- het rapport van 16 augustus 2013 van de Raad voor de Kinderbescherming, opgemaakt door raadsonderzoeker [naam 1],
- het rapport van 20 mei 2014 van de Raad voor de Kinderbescherming, opgemaakt door raadsonderzoeker [naam 2], en
- hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en de medewerker van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) naar voren is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
120 (honderdtwintig) dagen.
34 (vierendertig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
€ 583,45 (vijfhonderddrieëntachtig euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 83,45 (drieëntachtig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 583,45 (vijfhonderddrieëntachtig euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 83,45 (drieëntachtig euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.