ECLI:NL:GHAMS:2014:4675
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van deelname aan een criminele organisatie en oplichting in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor deelname aan een criminele organisatie en oplichting. De tenlastelegging omvatte verschillende artikelen van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992, de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zou betrokken zijn geweest bij een organisatie die beleggers misleidde om te investeren in niet-bestaande vastgoedprojecten. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 september 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf en een geldboete eiste. De verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele activiteiten en dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks het gebruik van valse namen en het zwartwerken, niet voldoende opzet had om te worden veroordeeld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor opzet in strafzaken.