ECLI:NL:GHAMS:2014:4673

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
23-005170-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en wederspannigheid, veroordeling voor verduistering en belediging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, was in eerste aanleg veroordeeld voor witwassen, verduistering, belediging en wederspannigheid. Het hof heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlasteleggingen van witwassen en wederspannigheid, omdat het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het onderliggende misdrijf. De vrijspraak was gebaseerd op het gebrek aan bewijs en de discrepantie in verklaringen van getuigen en verbalisanten.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor verduistering van een scooter/snorfiets en voor belediging van twee ambtenaren in functie. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de scooter had verworven en zich deze wederrechtelijk had toegeëigend, en dat hij beledigende woorden had geuit tegen de verbalisanten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, waarbij het hof rekening hield met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

De uiteindelijke beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en opnieuw recht te doen, met een gevangenisstraf van één week, voorwaardelijk, en een geldboete van €300,00. De verdachte werd ook veroordeeld tot zes dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. H. Manuel, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-005170-13
Datum uitspraak: 18 augustus 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 november 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-194244-12 en 14-210055-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 14-194244-12, gevoegd in eerste aanleg)
primairhij op of omstreeks 25 juli 2012, in de gemeente Hoorn, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een scooter/snorfiets en/of een kentekenplaat (met kenteken [kenteken]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten die/dat scooter/snorfiets en/of kentekenplaat, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiairhij op of omstreeks 25 juli 2012 in de gemeente Hoorn opzettelijk een scooter/snorfiets en/of een kentekenplaat (met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon en/of [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak B (parketnummer 14-210055-12, gevoegd in eerste aanleg)
1.hij op of omstreeks 24 augustus 2012 te Hoorn opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Noord-Holland-Noord) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Noord-Holland-Noord), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling (in het openbaar) heeft toegevoegd de woorden "Jullie kankerlijers kunnen dit niet maken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2012 te Hoorn toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] (hoofdagent van politie Noord-Holland-Noord) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Noord-Holland-Noord) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 447 E van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politiebureau te Hoorn (gelegen aan de [adres 2]), zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig - met een brandende sigaret het lichaam van die [verbalisant 1] trachtte te raken en/of - (met kracht) te rukken en/of te trekken in tegengestelde richting dan die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem, verdachte, trachtten te bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A primair, met parketnummer 14-194244-12, en in zaak B onder 2, parketnummer 14-210055-12, is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat het in zaak A primair ten laste gelegde niet bewezenverklaard kan worden. Het hof komt tot dit oordeel nu het dossier geen dan wel onvoldoende gegevens bevat ten aanzien van het onderliggende misdrijf alsmede ten aanzien van de vraag naar de strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte daarbij.
Het hof is voorts van oordeel dat het in zaak B onder 2 ten laste gelegde niet bewezenverklaard kan worden. Het hof komt tot dit oordeel door de discrepantie tussen het proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], en de op 28 maart 2013 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van getuige [getuige]. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd vermelden in hun proces-verbaal van bevindingen dat [verbalisant 2] eerst met een getuige (het hof begrijpt: [getuige]) had gesproken en dat die verklaarde dat dit de jongen (het hof begrijpt: de verdachte) was die de diefstal gepleegd had. [getuige] heeft echter bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de politie nog niet gesproken had toen de politie de jongen (het hof begrijpt wederom: de verdachte) vroeg om te blijven staan. [getuige] heeft naar aanleiding van de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] zoals door haar ter zitting van 4 februari 2013 afgelegd, verklaard: ‘Zij is niet naar mij toegekomen en ik heb haar ook niet aangewezen dat de verdachte de fietsendief was.’ Het hof hecht geloof aan de verklaring van [getuige] dat hij de politie niet heeft aangewezen dat de verdachte de fietsendief was voordat de verdachte werd staande gehouden. Dit brengt mee dat verbalisanten de verdachte hebben staande gehouden en vervolgens aangehouden zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Zij waren daardoor niet werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening zodat niet is voldaan aan één van de bestanddelen van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van identiteitscontrole stelt het hof vast dat de ambtenaren, blijkens het voornoemde proces-verbaal, de verdachte weliswaar om zijn identiteitsbewijs hebben gevraagd, maar niet dat zij inzage daarvan hebben gevorderd. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat de verdachte op dat moment niet verplicht was zijn identiteitsbewijs aan de verbalisanten ter inzage te geven.

Bewijsoverweging in Zaak A subsidiair ten laste gelegde

Met betrekking tot het in zaak A subsidiair ten laste gelegde acht het hof, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, het niet aannemelijk dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding de snorfiets/scooter pas vijf minuten in zijn bezit had en zich nog aan het bezinnen was over de vraag wat hij met de snorfiets/scooter zou gaan doen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte wordt op enig moment tussen 16:35 uur en 17:30 uur gesignaleerd op het voornoemde motorvoertuig (doorgenummerde dossierpagina 12). De verdachte en het voertuig worden vervolgens, ergens na 17:45 uur, in onderscheidenlijk de tuin en het schuurtje van een woning aangetroffen (doorgenummerde dossierpagina 14). Op de vraag van de verbalisant van wie de scooter is, antwoordt de verdachte op dat moment dat de scooter van hem is, hetgeen niet duidt op enige bezinning omtrent het al dan niet toe-eigenen van het goed.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A subsidiair en in zaak B onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
subsidiair:hij op 25 juli 2012 in de gemeente Hoorn opzettelijk een scooter/snorfiets met kenteken [kenteken], toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Zaak B
1:
hij op 24 augustus 2012 te Hoorn opzettelijk beledigend [verbalisant 1] [verbalisant 2], in hun tegenwoordigheid mondeling, in het openbaar, heeft toegevoegd de woorden "Jullie kankerlijers kunnen dit niet maken".
Hetgeen in zaak A subsidiair en in zaak B onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A met parketnummer 14-194244-12 subsidiair en in de zaak B met parketnummer 14-210055-12 onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 14-194244-12 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Het in de zaak met parketnummer 14-210055-12 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A met parketnummer 14-194244-12 subsidiair en in de zaak B met parketnummer 14-210055-12 onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het uitschelden van personen in het bijzijn van anderen is beledigend en kwetsend. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan verduistering van een scooter/snorfiets die hij had gevonden. In plaats van deze vondst onverwijld bij de autoriteiten te melden zodat zij konden proberen het nog functionerende motorvoertuig aan de rechtmatige eigenaar te doen toekomen, heeft de verdachte zich deze toegeëigend. Door zo te handelen heeft verdachte geen blijk gegeven van respect voor de eigendomsrechten van een ander.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de verdachte enige tijd geleden gedwongen is opgenomen in de GGZ Opnamekliniek Westfriesland. Zij heeft aangevoerd dat een werkstraf, gezien de huidige situatie van de verdachte, geen positieve bijdrage zou leveren aan de zeer moeilijke periode die de verdachte doormaakt. De raadsvrouw heeft het hof voorts verzocht rekening te houden met de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juli 2014 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur respectievelijk hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 266 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak A met parketnummer 14-194244-12 primair en in de zaak B met parketnummer 14-210055-12 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A met parketnummer 14-194244-12 subsidiair en in de zaak B met parketnummer 14-210055-12 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A met parketnummer 14-194244-12 subsidiair en in de zaak B met parketnummer 14-210055-12 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. A.P.M. van Rijn en mr. H. Manuel, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 augustus 2014.
mr. H. Manuel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]