In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 juni 2011 tot en met 15 september 2011 en het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit van Liander N.V. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn woning te Krommenie een hennepkwekerij had met 134 hennepplanten. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de kamer waarin de hennepplanten waren aangetroffen, onderverhuurde aan een onbekende persoon, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over de huurperiode en de identiteit van de onderhuurder, wat de geloofwaardigheid van zijn verdediging ondermijnde.
Het hof oordeelde dat de diefstal van elektriciteit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat niet kon worden aangetoond dat de elektriciteit voor de hennepkwekerij buiten de meter om was betrokken. De verdachte werd vrijgesproken van dit onderdeel van de aanklacht. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk hennep had geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.