In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 88.500 euro, dat hij op 14 februari 2013 op luchthaven Schiphol bij zich had. Tijdens een controle door de Douane werd het geld aangetroffen, verstopt in tijdschriften in zijn handbagage. De verdachte had niet gemeld dat hij meer dan 10.000 euro de Europese Unie wilde uitnemen, wat een aangifteplicht met zich meebrengt. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, ondanks dat er geen direct bewijs was voor de herkomst van het geld. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, wat het hof als ongeloofwaardig beschouwde. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan witwassen. De opgelegde straf bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uren. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact van witwassen op de legale economie.