ECLI:NL:GHAMS:2014:4649

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
10 november 2014
Zaaknummer
23-001965-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in een witwaszaak na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2013. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis dat hem betrof in een strafzaak met parketnummer 15-801493-12. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld, wat in strijd was met de schriftelijke opdracht van de raadsman aan de griffier. Hierdoor werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn appel voor wat betreft de vrijspraak van feit 2 op de tenlastelegging.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 oktober 2014 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf eiste als door de rechtbank was opgelegd. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met de aanvulling dat het hof de verweren van de raadsman heeft verworpen. De raadsman had vrijspraak bepleit op basis van de verklaringen van de verdachte, die stelde dat hij geld bij zich had voor zijn moeder, die op weg was naar haar huwelijk in Brazilië. Het hof oordeelde echter dat de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, waardoor het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd was.

De raadsman voerde aan dat er geen betrokkenheid van de verdachte bij een gronddelict was en dat er geen verheimelijkende gedragingen waren. Het hof weerlegde deze argumenten en stelde vast dat voor het bewijs van witwassen niet vereist is dat de herkomst van de gelden uit een specifiek misdrijf moet komen. Het hof bevestigde dat de verdachte geen verifieerbare gegevens had geleverd over de herkomst van het geld, wat de criminele herkomst aannemelijk maakte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank dan ook bevestigd, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

parketnummer: 23-001965-13
datum uitspraak: 6 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-801493-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].

Omvang van het appel

Nu blijkens de appelakte het hoger beroep onbeperkt is ingesteld – overigens in strijd met de uitdrukkelijke schriftelijke opdracht van de raadsman aan de griffier die geen hoger beroep tegen de vrijspraak heeft willen instellen – en dus mede betrekking heeft op de vrijspraak voor feit 2 op de tenlastelegging zal de verdachte in zijn appel in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de hiernavolgende bespreking en verwerping van de ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren.

Gevoerde verweren

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit op de gronden die zijn aangevoerd in de zaak tegen haar medeverdachte [medeverdachte] en zoals hieronder aangegeven.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft – zo begrijpt het hof de raadsman – in deze zaak naar voren willen brengen dat de verdachte heeft voldaan aan het vereiste dat zij een concrete en in beginsel verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst en de bestemming van het bij hem aangetroffen geld door te verklaren over het verzoek van zijn moeder om de tas waarin het geld was opgeborgen voor haar te dragen op weg naar haar huwelijk in Brazilië.
Het hof is van oordeel dat, op basis van de door de rechtbank in het vonnis opgesomde feiten en omstandigheden, het vermoeden van de douane dat de verdachte zich aan witwassen schuldig maakte gerechtvaardigd was. Daar tegenover heeft de verdachte noch in de fase van de opsporing, noch bij latere gelegenheden concrete en in beginsel verifieerbare gegevens geleverd om de door hem gestelde herkomst van de bij hem en zijn reisgenoten aangetroffen bedragen te staven. Zijn verwijzing naar de verklaringen van zijn moeder met betrekking tot het reisdoel baten niet nu dat reisdoel van de groep – een huwelijk van zijn moeder in Brazilië – niet aannemelijk is geworden. Daarmee staat de verklaring van de verdachte over het voorhanden krijgen van het geld bij de aanvang van de reis op losse schroeven.
Ook als dat anders zou zijn had van de verdachte in ieder geval enig onderzoek mogen worden verwacht naar de herkomst van geld dat hij in opdracht van zijn moeder bij zich droeg, welk onderzoek de verdachte juist niet heeft willen doen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat in de tenlastelegging betrokkenheid van de verdachte bij een gronddelict ontbreekt, terwijl van verheimelijkende gedragingen geen sprake is. Het hof overweegt dat voor het bewijs van de tenlastegelegde variant van witwassen niet vereist is dat komt vast te staan uit welk misdrijf de gelden voortkomen; nu zoals hierboven is overwogen de verdachte geen concrete en in beginsel verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de herkomst en de bestemming van het bij hem aangetroffen geld is de criminele herkomst van dat geld voldoende aannemelijk. Voorts is niet ten laste gelegd enig door de verdachte gepleegd misdrijf, zodat geen verhullende gedraging bewezen hoeft te worden. De rechtbank heeft in haar vonnis dan ook het juiste criterium gehanteerd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. H.W.J. de Groot en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 november 2014.
Mr. M. Venderbosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.