ECLI:NL:GHAMS:2014:4567
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak Megaliet
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in eerste aanleg was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder skimming en witwassen. De rechtbank had eerder een bedrag van € 123.537,51 aan ontneming opgelegd, maar de veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 14 juni 2013 en 21 oktober 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bedrag van € 69.864,00 aan ontneming vorderde. De advocaat-generaal stelde dat de veroordeelde, ondanks zijn vrijspraak voor het medeplegen van skimming, toch verantwoordelijk kon worden gehouden voor het voordeel dat door mededaders was verkregen. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de strafbare feiten waarvoor hij was veroordeeld.
Het hof heeft geconcludeerd dat de vordering van het Openbaar Ministerie moet worden afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de misdrijven. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering tot betaling aan de Staat afgewezen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.