ECLI:NL:GHAMS:2014:4557

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
200.148.632-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak over uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een ontruimingsvonnis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een ontruimingsvonnis. De appellante, die in hoger beroep was gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, had de kantonrechter verzocht om de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis te weigeren. De kantonrechter had de vordering van de stichting Stadgenoot tot ontruiming van de woonruimte van de appellante toegewezen, maar de uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen. De appellante voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar leeftijd en gezondheidstoestand, zwaarder wogen dan het belang van Stadgenoot bij de ontruiming.

In het hoger beroep heeft Stadgenoot gevorderd dat het hof de uitvoerbaarverklaring bij voorraad alsnog zou toewijzen. Het hof oordeelde dat de toename van de huurachterstand na het bestreden vonnis, die door Stadgenoot was gesteld, het belang van Stadgenoot bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad rechtvaardigde. Het hof overwoog dat de appellante niet had betwist dat de huurachterstand was toegenomen en dat dit in combinatie met de eerdere huurachterstand het belang van Stadgenoot zwaarder deed wegen dan het belang van de appellante bij behoud van de bestaande situatie.

Het hof heeft de incidentele vordering van Stadgenoot toegewezen en het vonnis van de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor beraad op 11 november 2014. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.148.632/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 1354653/CV EXPL 12-17870
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 oktober 2014
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats],
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.H. Schmidt te Amsterdam,
tegen
de stichting STICHTING STADGENOOT,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. S.J.M. Verhoeven te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Stadgenoot genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 28 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 november 2013, dat is gewezen onder bovenvermeld zaaknummer tussen Stadgenoot als eiseres en [appellante] als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord met producties;
- conclusie houdende incidentele vordering met productie;
- memorie van antwoord in incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
In het incident heeft Stadgenoot gevorderd dat het bestreden vonnis alsnog op de voet van artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van Stadgenoot in de kosten van het incident, uitvoerbaar bij voorraad.

2.Beoordeling

in het incident
2.1.
Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen van Stadgenoot in zoverre
toegewezen, dat de kantonrechter de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres] te [gemeente] heeft ontbonden, [appellante] heeft veroordeeld het gehuurde te ontruimen en tot betaling aan Stadgenoot van € 1.683,53 aan achterstallige huur, te vermeerderen met rente, van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 429,68 per maand vanaf 1 september 2013 tot en met het einde van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, een en ander met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. De vordering van Stadgenoot tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis is afgewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat [appellante] gemotiveerd heeft aangevoerd dat zij, bij toewijzing van de ontbinding en ontruiming, zal overwegen hoger beroep tegen het vonnis in te stellen en dat in dat geval het belang van [appellante], gelet op haar leeftijd, haar gezondheidstoestand en het feit dat ze ruim 40 jaar in het gehuurde woont, zwaarder weegt dan het belang van Stadgenoot bij - naar het hof begrijpt - tenuitvoerlegging van het vonnis.
2.2.
De stellingen van partijen worden hierna, voor zover van belang, weergegeven.
2.3.
Bij de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering neemt het hof tot
uitgangspunt dat indien de vorige rechter uitdrukkelijk op de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring heeft beslist - zoals hier het geval is - de incidenteel eiser aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moet leggen die zich eerst na de uitspraak van de vorige rechter hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken (HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5012).
2.4.
Stadgenoot heeft aan haar incidentele vordering (onder meer) ten grondslag
gelegd dat na het bestreden vonnis de huurachterstand is toegenomen met een bedrag van € 1.713,76, en dat zij daarom voldoende belang heeft bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [appellante] erkent dat na het bestreden vonnis de huurachterstand is toegenomen (in punt 7 van haar memorie van antwoord in incident). Nu [appellante] zich niet heeft uitgelaten over de hoogte van de huurachterstand, moet in het kader van de beoordeling van de incidentele vordering worden uitgegaan van het door Stadgenoot gestelde bedrag van € 1.713,76. Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt deze toename van de huurachterstand, in samenhang met de reeds aan de vorige rechter bekende huurachterstand, het oordeel dat het belang van Stadgenoot bij de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van [appellante] bij behoud van de bestaande situatie totdat in de hoofdzaak eindarrest is gewezen. Dit betekent dat de incidentele vordering van Stadgenoot zal worden toegewezen.
2.5.
Het hof zal de beslissing over de kosten aanhouden tot het eindarrest in de
hoofdzaak.
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
verklaart het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 29 november 2013 uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 11 november 2014 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, D.J. van der Kwaak en J.C.W. Rang en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014.