Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Bespreking van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer
(naar het hof begrijpt: de dader)via het balkon zich de toegang tot de woning heeft verschaft (proces-verbaal van aangifte, dossier pagina 002). Het dactyloscopisch spoor is aan de buitenzijde van een deurpaneel op de eerste verdieping van de woning aangetroffen (proces-verbaal sporenonderzoek, dossier pagina’s 006 – 007); dat is een niet verplaatsbaar object en een plek waar een willekeurige voorbijganger niet voorbij loopt. De door de raadsman genoemde alternatieve mogelijkheden waardoor de handafdruk van de verdachte op de buitendeur terecht zou kunnen zijn gekomen – bij een eerdere inbraak dan wel op enig ander moment waarbij de verdachte, eventueel zelfs met snode bedoelingen, bij de woning is geweest en weer vertrokken is – hebben onvoldoende feitelijke grondslag, nu de verdachte zelf slechts geopperd heeft dat zijn afdruk
(naar het hof begrijpt: handafdruk)misschien door iemand anders daar is geplaatst (proces-verbaal van verhoor verdachte, dossier pagina 020). Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
€ 821,96 (achthonderdeenentwintig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 471,96 (vierhonderdeenenzeventig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 821,96 (achthonderdeenentwintig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 471,96 (vierhonderdeenenzeventig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.