ECLI:NL:GHAMS:2014:4435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
200.138.901-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele vordering tot opheffing beslag in civiele procedure tussen OJSC Rosneft Oil Company en [X] Group Limited

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep van OJSC Rosneft Oil Company (hierna: Rosneft) tegen [X] Group Limited (hierna: [X]). Rosneft is in hoger beroep gekomen van meerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarbij onder andere conservatoire verhaalsbeslagen zijn gelegd door [X] op de activa van Rosneft. Rosneft heeft in het incident een provisionele vordering ingesteld tot opheffing van deze beslagen, stellende dat de vorderingen van [X] ondeugdelijk zijn en dat de beslagen onnodig zijn.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank eerder rechtsmacht heeft aangenomen op basis van artikel 10 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in combinatie met artikel 767 Rv. Rosneft heeft aangevoerd dat de beslagen zijn gelegd met het doel om rechtsmacht te creëren voor de Nederlandse rechter, en dat er geen reëel verhaal mogelijk is in Nederland. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van [X] niet summierlijk ondeugdelijk zijn, aangezien de rechtbank deze vorderingen uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.

Het hof heeft ook de belangen van beide partijen afgewogen. Het belang van [X] bij het behoud van de verhaalsmogelijkheden door middel van de beslagen weegt zwaarder dan het belang van Rosneft bij opheffing van de beslagen. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening tot opheffing van de beslagen en heeft de vordering van Rosneft afgewezen. Rosneft is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [X].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.138.901/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 398831/ HA ZA 08-1463
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 oktober 2014
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
OJSC ROSNEFT OIL COMPANY,
gevestigd te Moskou (Russische Federatie),
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. G.H. Gispen te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[X] GROUP LIMITED,
gevestigd te Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E.R. Meerdink te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Rosneft en [X] genoemd.
Rosneft is bij dagvaarding van 26 augustus 2014 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2009, 17 februari 2010, 20 juli 2011 en 29 mei 2013, gewezen tussen [X] als eiseres in de hoofdzaak tevens verweerster in de incidenten en Rosneft als gedaagde in de hoofdzaak tevens eiseres in de incidenten.
Rosneft heeft een memorie grieven tevens incidentele memorie, met producties, ingediend en heeft geconcludeerd als weergegeven aan het slot van die memorie. Rosneft vordert in de hoofdzaak onder andere opheffing van de gelegde beslagen. In het incident heeft Rosneft gevorderd dat het hof bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding als bedoeld in art. 223 Rv de door [X] ten laste van Rosneft gelegde beslagen (als omschreven in die vordering) zal opheffen, met veroordeling van [X] in de kosten van het incident.
[X] heeft geantwoord in het incident en heeft geconcludeerd:
dat het hof Rosneft niet-ontvankelijk zal verklaren in de provisionele vordering althans deze vordering zal afwijzen, en indien het hof de beslagen wel opheft,
primairdat het hof de beslagen zal opheffen tegen het stellen van zekerheid door Rosneft en
subsidiairhet arrest zo zal wijzen (i) dat de opheffing van de beslagen eerst twee weken na de betekening van dat arrest in werking treedt, (ii) en niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, en (iii) dat daartegen tussentijds cassatieberoep open staat,
met veroordeling van Rosneft in de kosten van het incident.
Partijen hebben het incident doen bepleiten, Rosneft door mr. Gispen voornoemd alsmede door mr. B.E.L.J.C. Verbunt, advocaat te Amsterdam, [X] door mr. Meerdink voornoemd, alsmede door mr. J.F. Vlek, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Beide partijen hebben producties overgelegd.
Bij gelegenheid van de pleidooien heeft Rosneft haar vordering in het incident aldus vermeerderd dat zij tevens vordert dat het hof zich onbevoegd zal verklaren ten aanzien van de hoofdzaak wegens het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter en voorts dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen. [X] heeft bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering wegens strijd met de goede procesorde. Het hof heeft het bezwaar van [X] gegrond verklaard en de eisvermeerdering buiten beschouwing gelaten.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

In het incident
2.1.
Het hof gaat hier om het volgende.
a. [X] is houdster van een achttal waardepapieren, genummerd 004786, 004787, 004808, 004809, 004810, 004811, 004813, 004816 (hierna: de “Notes”), waarop als ondertekenaar die zich tot betaling van de daarin vermelde bedragen (in totaal een bedrag van RUR 3.530.368.375,-) verplicht staat vermeld OAO Yuganskneftegaz, destijds een vennootschap naar Russisch recht.
Rosneft, een in en vanuit de Russische Federatie werkzame oliemaatschappij, is in oktober 2006 juridische gefuseerd met OAO Yuganskneftegaz.
[X] heeft bij exploot van 9 juli 2007 Rosneft gedagvaard voor de rechtbank en heeft betaling gevorderd van het hiervoor onder a) genoemde bedrag van RUR 3.530.368.375,- te vermeerderen met rente.
d. [X] heeft tot zekerheid voor verhaal van deze vordering krachtens verlof van de rechtbank op 14 mei 2007, 15 mei 2007, 16 mei 2007, 5 september 2007, 5 februari 2008 en 10 maart 2009 ten laste van Rosneft conservatoire verhaalsbeslagen (hierna: de beslagen) gelegd. Van de beslagen wordt thans uitsluitend nog het op 10 maart 2009 op de aandelen in West Kamchatka Holding B.V. (hierna: WKH) gelegde beslag vervolgd.
e. De rechtbank heeft rechtsmacht aangenomen op grond van het bepaalde in artikel 10 Rv in verband met art. 767 Rv en heeft in het vonnis van 13 mei 2009 de door Rosneft opgeworpen exceptie van onbevoegdheid afgewezen.
f. Rosneft heeft op 7 december 2011 bij de rechtbank een provisionele vordering tot opheffing van de beslagen ingesteld. De rechtbank heeft deze vordering in het vonnis in het incident van 29 mei 2013 afgewezen.
g. In de hoofdzaak heeft de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 29 mei 2013 aan [X] toegewezen een bedrag van RUR 2.530.368.375,- te vermeerderen met rente en te betalen op een ‘escrowrekening’ bij een Nederlandse bank, alsmede een bedrag van € 4.151,12 aan beslagkosten, met veroordeling van Rosneft in de proceskosten. Dit vonnis is door [X] nog niet aan Rosneft betekend en Rosneft heeft daaraan nog niet voldaan. Partijen zijn in overleg over de voorwaarden voor de ‘escrowrekening’.
h. Rosneft is voor zover thans van belang van de hiervoor onder e, f en g vermelde vonnissen in de hoofdzaak en in de incidenten in hoger beroep gekomen en heeft in hoger beroep opnieuw een provisionele vordering tot opheffing van de beslagen ingesteld.
2.2.
Ter toelichting op de provisionele vordering heeft Rosneft het volgende aangevoerd:
De vorderingen waarvoor beslag is gelegd zijn ondeugdelijk. Voor de vorderingen kan in Nederland ook geen verhaal worden genomen, nu de Notes bepalen dat betaling in Nefteyugansk in de Russische Federatie zal geschieden. [X] heeft hiermee geen ‘eis in de hoofdzaak’ ingesteld als bedoeld in art. 700 lid 3 Rv.
De beslagen zijn onnodig, Rosneft biedt voldoende verhaalszekerheid. Het belang van Rosneft bij opheffing van de beslagen weegt zwaarder dan het belang van [X] bij handhaving daarvan.
Er is sprake van misbruik van beslagrecht. [X] heeft de beslagen gelegd met geen ander doel dan het scheppen van rechtsmacht van de Nederlandse rechter en niet met het oog op het veiligstellen van verhaal voor haar vorderingen. De beslagen hebben bovendien geen doel getroffen althans kunnen niet leiden tot rechtsmacht voor de Nederlandse rechter.
2.3.
[X] heeft verweer gevoerd. Volgens haar heeft Rosneft onvoldoende belang bij de gevorderde voorlopige voorziening. Er doet zich niet de situatie voor dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de afloop van de bodemzaak afwacht. Van misbruik van het vreemdelingenbeslag is geen sprake en er is ook niet voldaan aan de in art. 705 lid 2 Rv neergelegde maatstaf voor opheffing van de beslagen, aldus [X].
Belang bij een voorlopige voorziening
2.4.
Beide partijen hebben ter zitting medegedeeld dat de op 14 mei 2007, 15 mei 2007, 16 mei 2007, 5 september 2007 en 5 februari 2008 gelegde beslagen niet (meer) “kleven”. Hetzelfde geldt voor het op 10 maart 2009 onder WKH gelegde conservatoire derdenbeslag. Rosneft heeft onvoldoende toegelicht welk belang zij heeft bij een voorlopige voorziening waarbij deze beslagen, die hetzij geen doel hebben getroffen hetzij niet meer kunnen worden vervolgd, worden opgeheven. Het op 10 maart 2009 op de aandelen in WKA gelegde beslag kan wel tot verhaal op Rosneft leiden. Het hof komt toe aan beoordeling van de provisionele vordering voor zover deze betrekking heeft op dit beslag.
Ondeugdelijke vorderingen
2.5.
De rechtbank heeft de vordering van [X] uit hoofde van de Notes gedeeltelijk toegewezen en heeft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Reeds hierom kan deze vordering niet snel summierlijk ondeugdelijk worden geacht of worden geoordeeld dat deze vordering niet kan worden aangemerkt als ‘eis in de hoofdzaak’ als bedoeld in art. 700 lid 3 Rv. Het hof ziet in de stellingen van Rosneft geen aanleiding om in het kader van dit incident vooruit te lopen op een nieuwe beoordeling op deze punten. Het processuele debat over de grieven 2 tot en met 18 is nog onvoldoende ontwikkeld. Dat sprake is van een (kennelijke) misslag van de rechtbank, is het hof vooralsnog niet gebleken.
Onnodige beslagen en belangenafweging
2.6.
De door Rosneft naar voren gebrachte omstandigheden zijn niet van dien aard dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is van een zodanig tot betaling bereid zijnde debiteur dat voor [X] onvoldoende belang bestaat bij behoud van de door het beslag op de aandelen WKH gewaarborgde verhaalsmogelijkheid voor haar (door de rechtbank deels, uitvoerbaar bij voorraad toegewezen) vorderingen. Rosneft heeft niet toegelicht in welk concreet belang zij door het beslag op deze aandelen wordt getroffen dat opweegt tegen het belang van [X] bij het kunnen nemen van verhaal. Het verhaalsbelang van [X] geeft dan de doorslag.
Misbruik van beslagrecht
2.7.
Het beslag op de aandelen WKH heeft doel getroffen en het is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een reëel verhaalsobject in Nederland. De omstandigheid dat dit beslag is gelegd nadat de eis in de hoofzaak was ingesteld, staat er niet aan in de weg dat dit verhaalsbeslag tot rechtsmacht van de Nederlandse rechter op grond van art. 10 en 767 Rv kan leiden. De omstandigheid dat achteraf is gebleken dat de eerder gelegde beslagen geen doel hebben getroffen of anderszins niet ‘kleven’, noopt niet tot het oordeel dat [X] misbruik van beslagrecht heeft gemaakt. [X] heeft in het kader van dit incident voldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij het leggen van deze beslagen meende en kon menen dat zij hierdoor verhaal in Nederland voor haar vorderingen op Rosneft zeker stelde. Het hof ziet – mede uit een oogpunt van de eisen van een goede procesorde – onvoldoende aanleiding de door Rosneft met haar grief 2 in de hoofdzaak bestreden rechtsmacht van de Nederlandse rechter in het kader van dit incident verdergaand te bespreken.
Slotsom en kosten
2.8.
Er bestaat geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening tot opheffing van de beslagen. De daartoe strekkende provisionele vordering van Rosneft zal worden afgewezen. Rosneft zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het incident aan de zijde van [X].
2.9.
Beide partijen hebben verzocht tussentijds cassatieberoep open te stellen van dit arrest. Daarvoor bestaat geen noodzaak. Tegen een arrest waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd staat hoe dan ook cassatieberoep open voordat het eindarrest is gewezen.
2.10.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door [X].

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt Rosneft in de kosten van het incident, aan de zijde van [X] begroot op € 9.160,-;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
9 december 2014voor het nemen van een memorie van antwoord door [X];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en W.J. van den Bergh, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014.