Uitspraak
ENECO CONSUMENTEN B.V.,
mr. R.B. Gerretsenen
mr. B.F. Assink, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. A.N. Stoopen
mr. C.J. Scholten, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. G. te Winkelen
mr. J.D. Kleyn,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,
3.Wilhelmus Petrus Maria VAN DER SCHOOT,
mr. B. Verkerk, kantoorhoudende te Amsterdam,
4.[B],
5.[C],
6.[D],
Het verloop van het geding
- verzoekster als Eneco,
- verweerster als Greenchoice,
- belanghebbende sub 1 als Energie Concurrent,
- belanghebbende sub 2 als [A],
- belanghebbende sub 3 als Van der Schoot,
- belanghebbende sub 4 als [B],
- belanghebbende sub 5 als [C],
- belanghebbende sub 6 als [D],
- [E] als [E],
- [F] als [F],
- F. van Westen als Van Westen.
- wanbeleid vastgesteld als nader in die beschikking omschreven;
- vastgesteld dat Energie Concurrent, [B] en [C], hiervoor hoofdverantwoordelijk zijn;
- Energie Concurrent ontslagen als bestuurder van Greenchoice;
- de benoeming van Van Westen tot bestuurder van Greenchoice verlengd met een periode van maximaal drie jaar;
- de overdracht ten titel van beheer van de door Energie Concurrent gehouden aandelen in Greenchoice verlengd met een periode van drie jaar;
- drie nader aan te wijzen commissarissen (hierna: raad van commissarissen) benoemd voor een periode van drie jaar;
- bepaald dat de in artikel 16 lid twee aanhef en onder a, b, g, h, i, j, k, l, m, n, q, s, t, cc zijn overgedragen aan de raad van commissarissen;
- partij in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over overdracht aan de raad van commissarissen van de bevoegdheden genoemd in artikel 16 lid 2 sub c, d, f, o, r, u (voor zover het de uitkering van interim-dividend betreft door Greenchoice), aa, bb en dd en voorts van artikel 16 lid 3, lid 4, lid 7 (i) en lid 7 (ii) aan de raad van commissarissen.
2.De feiten
Bestuur
iedere algemeen directeur afzonderlijk;
twee gezamenlijk handelende directeuren
een besluit tot (her)uitgifte van aandelen alsmede een besluit tot het verlenen van opties op aandelen, zomede een besluit tot het uitsluiten van voorkeursrechten;
een besluit tot inkoop van aandelen alsmede een besluit tot het verminderen van het geplaatst kapitaal;
een besluit tot vaststelling van het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden van de directie;
een besluit tot het benoemen van directeuren en een besluit tot het benoemen van een tegenstrijdig belang vertegenwoordiger of de persoon als bedoeld in artikel 16 lid 6 alsmede het vaststellen van de vergoeding van zodanige personen;
een besluit tot vaststelling van de jaarrekening en het reserveren van winst.”
3.Verdere beoordeling
artikel 16 lid 2 sub c(vaststellen en wijzigen van het beleid ten aanzien van de inkoop van energie): deze bevoegdheid moet volgens Van der Schoot worden overgedragen aan de raad van commissarissen gelet op een mogelijk tegenstrijdig belang van Eneco als leverancier van groene energie. Van der Schoot heeft daarbij gewezen op een tussen Greenchoice, Eneco en Energie Concurrent bestaand dispuut over gasgaranties, welk dispuut aan de orde is geweest in de procedure met betrekking tot het door Energie Concurrent gedane verzoek tot vervanging van Van Westen (beschikking van 18 oktober 2013). Primair stelt Van der Schoot zich op het standpunt dat aan de aandeelhoudersvergadering geen instemming behoeft te worden gevraagd over de voorwaarden waaronder Greenchoice akkoord gaat met door Eneco af te geven gasgaranties omdat dit niet valt onder het vaststellen of wijzigen van beleid ten aanzien van inkoop van energie. De voorwaarden waaronder de garanties worden gesteld vinden hun grondslag in een overeenkomst die op 24 juli 2007 is gesloten tussen Energie Concurrent, Greenchoice, Eneco Energie Retail B.V., Eneco Energie Trade en Eneco Holding N.V. Uitleg over deze overeenkomst (de vraag in hoeverre Eneco verplicht is zich garant te stellen voor gasinkopen door Greenchoice) is een louter contractuele kwestie die niet in de aandeelhoudersvergadering thuis hoort. Inkoop en inkoopbeleid van energie is voor de onderneming van Greenchoice van cruciaal belang en mag “
geen speelbal worden van contraire belangen in de aandeelhoudersvergadering”
.Subsidiair meent Van der Schoot dat voor zover het onderwerp van de gasgaranties wel zou vallen onder het bereik van art. 16 lid 2 sub c, - en de daarin genoemde bevoegdheid niet aan de raad van commissarissen wordt overgedragen – in ieder geval de bevoegdheid tot het goedkeuren van besluiten met betrekking tot gasgaranties aan de raad van commissarissen moet worden overgedragen. Bij brief van 1 september 2014 heeft hij in reactie op de aanvullende verweerschriften van Greenchoice en Eneco medegedeeld bij zijn primaire standpunt te blijven dat de bevoegdheid van artikel 16 lid 2 sub c aan de raad van commissarissen moet worden overgedragen.
artikel 16 lid 2 sub d(duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere onderneming en het verbreken van zodanige samenwerking, anders dan voorzien in een jaarlijks op te stellen budget en businessplan): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot te worden overgedragen aan de raad van commissarissen, behoudens indien en voor zover er sprake is van een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of onderneming (zie art. 2:107a BW). Van der Schoot stelt voor een met
art. 2:107a BW vergelijkbaar artikel toe te voegen aan de lijst met besluiten ten aanzien waarvan de aandeelhoudersvergadering een goedkeuringsrecht heeft.
artikel 16 lid 2 sub f((des)investeringen die het vastgestelde budget te boven gaan met meer dan € 250.000): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot aan de raad van commissarissen te worden overgedragen, behoudens indien en voor zover er sprake is van een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of onderneming (zie art. 2:107a BW en zijn voorstel hierboven).
artikel 16 lid 2 sub o(wijzigen van beleid van de vennootschap ten aanzien van bosaanplant of soortgelijke projecten): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot aan de raad van commissarissen te worden overgedragen. Van der Schoot wijst er in dit verband op - zo verstaat de Ondernemingskamer zijn betoog - dat het bosbeleid voor een “groene” onderneming als Greenchoice tot de kernpunten van het beleid behoort en dat er op dit punt tussen Energie Concurrent en Eneco grote meningsverschillen bestaan, waardoor de besluitvorming over dit onderwerp in de algemene vergadering van aandeelhouders stil kan komen te liggen, hetgeen niet in het belang is van Greenchoice.
artikel 16 lid 2 sub r(het verlenen van bonussen of het toekennen van een variabele beloning aan (één van) de leden van het management, welk een bedrag als nader door de algemene vergadering te bepalen, te boven gaat): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot aan de raad van commissarissen te worden overgedragen. Dit is volgens hem gebruikelijk en strookt met de bevoegdheden die reeds aan de raad van commissarissen zijn overgedragen. In reactie op het hierna weer te geven standpunt van Energie Concurrent heeft hij opgemerkt dat een verwijzing naar artikel 16 lid 6 van de statuten als argument om de bevoegdheid van artikel 16 lid 2 sub r bij de algemene vergadering van aandeelhouders te laten niet opgaat omdat artikel 16 lid 6 ziet op salaris en arbeidsvoorwaarden van leden van de
directieterwijl artikel 16 lid 2 sub r ziet op beloning van het (lager) management.
artikel 16 lid 2 sub u (uitkering van (interim-)dividend door de vennootschap): Van der Schoot meent dat niet duidelijk is wat er met dit artikel wordt bedoeld. Hij legt artikel 20 lid 1 van de statuten zo uit dat de uitkering van dividend en dus ook van interim dividend een bevoegdheid van de algemene vergadering van aandeelhouders betreft. Hij stelt om die reden voor artikel 16 lid 2 sub u buiten werking te stellen. Hij is onder verwijzing naar artikel 2:216 lid 2 BW van mening, zo begrijpt de Ondernemingskamer zijn standpunt, dat er wel een rol is weggelegd voor het bestuur met betrekking tot besluitvorming aangaande de uitkering van interim-dividend. Een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders dat strekt tot uitkering heeft volgens dit artikellid geen gevolgen zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Bij het verlenen van die goedkeuring zal het bestuur dienen te waken over de belangen van alle crediteuren van de vennootschap, waaronder de partijen waaraan Eneco een gasgarantie heeft gegeven en Eneco zelf. Van der Schoot acht het niet noodzakelijk dat Eneco ten aanzien van interim-dividend uitkeringen een goedkeurings (veto)recht behoudt.
artikel 16 lid 2 sub aa(besluit tot verwerving of vervreemding van aandelen door de vennootschap zelf of door een dochtermaatschappij): deze bevoegdheid dient volgens van der Schoot te worden overgedragen aan de raad van commissarissen, behoudens indien en voor zover er sprake is van een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of onderneming (zie art. 2:107a BW en zijn opmerkingen hierboven).
artikel 16 lid 2 sub bb(rechtstreekse deelneming in het kapitaal van een andere onderneming en het wijzigen van de omvang van zodanige deelneming): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot te worden overgedragen, behoudens indien en voor zover er sprake is van een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of onderneming (zie art. 2:107a BW en zijn opmerkingen hierboven).
artikel 16 lid 2 sub dd(besluit waarbij
“de directie” een tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap): Van der Schoot stelt voor om dit artikel, gelet op de tegenstrijdig belangregeling die sinds 1 januari 2013 geldt, buiten werking te stellen.
artikel 16 lid 3(wijziging drempelbedrag): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot te worden overgedragen aan de raad van commissarissen, zij het dat - om tot een werkbare bepaling te komen -, de vereiste unanimiteit van stemmen van alle aandeelhouders moet worden vervangen door een meerderheidsbesluit in de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 4(goedkeurende bevoegdheid overige onderwerpen): deze bevoegdheid dient volgens Van der Schoot aan de raad van commissarissen te worden overgedragen.
artikel 16 lid 7 (i)(ontstentenis of belet van
directeurof alle
directeuren): de bevoegdheid tot het tijdelijk voorzien in bestuur posities dient volgens Van der Schoot te worden overgedragen aan de raad van commissarissen omdat daarmee een vlotte besluitvorming het beste wordt gediend. Hij meent voorts dat de in artikel 27 lid d van de statuten vereiste unanimiteit in de aandeelhoudersvergadering buiten werking moet worden gesteld.
artikel 16 lid 7 (ii)(schorsing van een
directeur): de in dit artikellid bedoelde bevoegdheid dient volgens Van der Schoot – onder verwijzing naar art. 2:257 BW - bij de algemene vergadering van aandeelhouders te blijven.
artikel 16 lid 2 sub c, d, f,o, u, aa, bb, dd en art. 16 lid 7 (i): de hierin genoemde bevoegdheden moeten volgens Energie Concurrent worden overgedragen aan de raad van commissarissen. Volgens Energie Concurrent laat Eneco met betrekking tot de in deze bepalingen neergelegde bevoegdheden van strategische en operationele aard, haar eigen belangen – als concurrent van Greenchoice – boven die van Greenchoice prevaleren door gebruik te maken van haar
blocking votein de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub c:met betrekking tot de in dit artikel genoemde bevoegdheid heeft zij in haar reactie van 27 augustus 2014 opgemerkt dat de inkoop van energie een beleidsmatig en een sterk operationeel karakter heeft en dat een goedkeuringsbevoegdheid van de raad van commissarissen op dit punt een eind maakt aan de patstelling in de algemene vergadering van aandeelhouders. Haar (meer) subsidiaire verzoeken zoals weergegeven in haar reactie van 27 augustus 2014 en nader gecorrigeerd bij brief van 28 augustus 2014, heeft zij bij brief van 3 september 2014 laten vallen.
artikel 16 lid 2 sub d, f, aa en bb:ten aanzien van de hierin opgenomen bevoegdheden verzoekt zij de Ondernemingskamer een met artikel 2:107a BW vergelijkbaar artikel toe te voegen aan de lijst van besluiten ten aanzien waarvan de algemene vergadering van aandeelhouders een goedkeuringsrecht heeft.
artikel 16 lid 2 sub r: de bevoegdheid om het bonusbeleid van de directie vast te stellen dient volgens Energie Concurrent bij de algemene vergadering van aandeelhouders te blijven. Dat is lijn met artikel 16 lid 6 van de statuten waarin de bevoegdheid om het beloningsbeleid voor de directie vast te stellen eveneens bij de algemene vergadering van aandeelhouders ligt.
artikel 16 lid 3: ten aanzien van de hierin genoemde bevoegdheid tot aanpassing van bedoelde drempelbedragen kan Energie Concurrent zich vinden (in haar reactie van 27 augustus 2014) in de overdracht aan de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 4: ten aanzien van de hierin genoemde bevoegdheid kan Energie Concurrent zich vinden (in haar reactie van 27 augustus 2014) in de overdracht aan de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 7 (ii): de bevoegdheid tot ontslag dan wel opheffing of verlenging van een schorsing van leden van de directie behoort volgens Energie Concurrent uit systematisch oogpunt, gelet op het bepaalde in art. 2:257 BW, bij de algemene vergadering van aandeelhouders te liggen.
16 lid 2 sub cover te dragen aan de raad van commissarissen. In haar aanvullend verweerschrift van 27 augustus 2014 heeft zij dit verzoek niet gehandhaafd. Zij heeft de Ondernemingskamer verzocht deze bevoegdheid niet over te dragen. Zij heeft daarbij verwezen naar de in bijlage 1A en 1B bij het aanvullend verweerschrift van 27 augustus 2014 opgenomen beleidsnotitie met uitgangspunten voor het inkoopbeleid voor elektriciteit en gas van Greenchoice, waarvan een eerdere versie met Eneco is besproken, waarin door Eneco voorgestelde wijzigingen zijn verwerkt en waarover Greenchoice en Eneco het na overleg met elkaar eens zijn.
artikel 16 lid 2 sub d:deze bevoegdheid heeft een operationeel karakter en dient volgens Greenchoice bij de raad van commissarissen te liggen, met dien verstande, zo begrijpt de Ondernemingskamer haar standpunt, dat voor zover de in dit artikel bedoelde samenwerking leidt tot een verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de met haar verbonden onderneming en een waarde van meer dan € 15.000.000 te boven gaat, een daartoe strekkend besluit in aansluiting op artikel 2:107a BW ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub f:deze bevoegdheid heeft eveneens een operationeel karakter. Greenchoice stelt voor deze bevoegdheid over te dragen aan de raad van commissarissen. Voor zover een besluit op basis van dit artikel leidt tot een verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de met haar verbonden onderneming en een waarde van meer dan € 15.000.000 te boven gaat, moet een daartoe strekkend besluit in aansluiting op artikel 2:107a BW ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub o:deze bevoegdheid heeft een operationeel karakter en dient te liggen bij de raad van commissarissen met dien verstande dat wijzigingen van het bosbeleid die een bedrag van € 15.000.000 te boven gaan ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub r:Greenchoice is van mening dat deze bepaling zo kan worden gelezen dat deze alleen ziet op uitkering van bonussen en variabele beloningen aan het management (en niet aan de statutaire bestuurders). Deze bevoegdheid dient bij de raad van commissarissen te liggen.
artikel 16 lid 2 sub u: Greenchoice refereert zich met betrekking tot de overdracht van deze bevoegdheid aan het oordeel van de Ondernemingskamer.
artikel 16 lid 2 sub aa: Greenchoice is van mening dat deze bevoegdheid bij de raad van commissarissen moet komen te liggen, met dien verstande, zo begrijpt de Ondernemingskamer haar standpunt, dat voor zover verwerving of vervreemding van aandelen leidt tot een verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de met haar verbonden onderneming en een waarde van meer dan € 15.000.000 te boven gaat, een daartoe strekkend besluit naar analogie van artikel 2: 107a BW ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub bb:Greenchoice is van mening dat deze bevoegdheid welke een operationeel karakter heeft, bij de raad van commissarissen moet komen te liggen, met dien verstande, zo begrijpt de Ondernemingskamer haar standpunt, dat voor zover verwerving of vervreemding van aandelen leidt tot een verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de met haar verbonden onderneming en een waarde van meer dan
€ 15.000.000 te boven gaat, een daartoe strekkend besluit in aansluiting op artikel 2:107a BW ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders.
artikel 16 lid 2 sub dd:Greenchoice stelt voor dit artikel te vervangen door een regeling die is gebaseerd op de wettelijke regeling per 1 januari 2013. Zij verwijst in dit verband naar en stemt in met een voorstel van Eneco dat Eneco heeft overgelegd als productie 5 bij haar verzoekschrift inzake wanbeleid van Greenchoice. Dit voorstel behelst dat een bestuurder niet deelneemt aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Wanneer daardoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van commissarissen, aldus dit voorstel.
artikel 16 lid 3 en lid 4:volgens Greenchoice dienen deze bevoegdheden te worden overgedragen aan de raad van commissarissen. Zij heeft daarbij gewezen op het belang van Greenchoice om een efficiënt operationeel beleid te kunnen voeren, waarbij het noodzakelijk is dat de algemene vergadering van aandeelhouders op afstand komt te staan. Zij heeft voorts opgemerkt dat het niet wenselijk is als de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegdheden die bij de raad van commissarissen liggen, met een wijzigingsbevoegdheid kan doorkruisen.
artikel 16 lid 7 (i):volgens Greenchoice moet de bevoegdheid tot benoeming van een tijdelijk bestuurder aan de raad van commissarissen worden overgedragen.
artikel 16 lid 2 sub c(vaststellen en wijzigen van het beleid ten aanzien van de inkoop van energie): volgens Eneco dient deze bevoegdheid te liggen bij de algemene vergadering van aandeelhouders. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze bevoegdheid bewust is geïntroduceerd in 2007 vanwege het toetreden van Eneco als aandeelhouder. Die bevoegdheid is onlosmakelijk verbonden met de verplichting van Eneco om zich garant te stellen voor verplichtingen van Greenchoice jegens Gas Terra uit hoofde van gasleveranties. Die verplichting vloeit voort uit de (door van der Schoot hierboven genoemde) overeenkomst van 24 juli 2007. De financiële risico’s voor Eneco die met een gasgarantie zijn gemoeid worden onder meer bepaald door het inkoopbeleid van de algemene vergadering van aandeelhouders van Greenchoice. Eneco wil, zo verstaat de Ondernemingskamer haar standpunt, haar vetorecht in de algemene vergadering van aandeelhouders behouden. Naar aanleiding van het verweerschrift van Greenchoice en de daarbij gevoegde beleidsnotitie inzake het inkoopbeleid van Greenchoice heeft zij met Greenchoice overleg gevoerd; de uitkomst daarvan is zo begrijpt de Ondernemingskamer, dat zij dit standpunt handhaaft. Zij en Greenchoice wensen dat het goedkeuringsrecht van artikel 16 lid 2 sub c bij de algemene vergadering van aandeelhouders blijft berusten.
artikel 16 lid 2 sub u(uitkering van (interim-)dividend door de vennootschap): volgens Eneco beoogt deze bepaling dat een besluit van het bestuur tot uitkering van interim-dividend de goedkeuring behoeft van de algemene vergadering van aandeelhouders. Een besluit tot uitkering van interim-dividend kan direct vermindering van liquiditeit te weeg brengen, hetgeen tot een verzwaring leidt voor Eneco van de risico’s die verbonden zijn aan de garantieverplichting. Ook deze bevoegdheid dient bij de algemene vergadering van aandeelhouders te blijven. Eneco meent in dat verband dat de algemene vergadering van aandeelhouders goed in staat is om toezicht te houden op de vermogenspositie en de liquiditeit planning van Greenchoice, dat Eneco daarbij een gerechtvaardigd belang heeft en dat er onvoldoende argumenten zijn om de betreffende bevoegdheid over te hevelen naar de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 2 sub cneergelegde bevoegdheid tot het vaststellen en wijzigen van het beleid ten aanzien van de inkoop van energie hebben Energie Concurrent en Van der Schoot zich op het (primaire) standpunt gesteld dat deze bevoegdheid dient te worden overgedragen aan de raad van commissarissen. Eneco en Greenchoice hebben onder verwijzing naar een door Greenchoice overgelegde notitie inzake het inkoopbeleid van energie, waarover tussen hen overeenstemming bestaat, verzocht de betreffende bevoegdheid bij de algemene vergadering van aandeelhouders te laten. [A] heeft zich gerefereerd. De Ondernemingskamer is van oordeel, zoals door Van der Schoot naar voren is gebracht, dat inkoop van energie van cruciaal belang is voor een onderneming als die van Greenchoice en dat de beleidsbepaling over dit onderwerp gezien de onderlinge verstandhouding tussen de aandeelhouders en een mogelijk tegenstrijdig belang van Eneco (vooralsnog) niet in de algemene vergadering van aandeelhouders dient plaats te vinden. Dat Greenchoice en Eneco het inmiddels eens zijn geworden over het inkoopbeleid van energie zoals neergelegd in een overgelegde beleidsnotitie, maakt dit niet anders. Die notitie dient immers nog te worden voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders en heft daarmee de hiervoor gesignaleerde knelpunten niet op. Ook het beroep van Eneco op door haar te stellen gasgaranties maakt niet dat de bevoegdheid van artikel 16 lid 2 sub c bij de algemene vergadering van aandeelhouders dient te blijven. De Ondernemingskamer is van oordeel dat de discussie die hierover tussen Eneco (en met haar verbonden ondernemingen), Energie Concurrent en Greenchoice wordt gevoerd betrekking heeft op de contractuele verhouding tussen partijen, die niet in de aandeelhoudersvergadering thuis hoort. De conclusie luidt dat de bevoegdheid van
artikel 16 lid 2 sub cwordt overgedragen aan de raad van commissarissen.
Aan de goedkeuring van de algemene vergadering zijn onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming, waaronder in ieder geval: a. overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming aan een derde; b. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de vennootschap of een dochtermaatschappij met een andere rechtspersoon of vennootschap dan wel als volledig aansprakelijke vennote in een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de vennootschap; c. het nemen of afstoten van een deelneming in het kapitaal van een vennootschap ter waarde van ten minste een derde van het bedrag van de activa volgens de balans met toelichting of, indien de vennootschap een geconsolideerde balans opstelt, volgens de geconsolideerde balans met toelichting volgens de laatst vastgestelde jaarrekening van de vennootschap, door haar of een dochtermaatschappij.”
16 lid 2 sub d, f, o, aa en bbvan de statuten genoemde bevoegdheden aan de raad van commissarissen, dan wel zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer en de Ondernemingskamer geen gronden ziet die zich verzetten tegen die overdracht, worden deze bevoegdheden aan de raad van commissarissen overgedragen. Hetzelfde geldt voor het naar analogie met artikel 2:107a lid 1 BW in de statuten opnemen van een bepaling die de in dat wetsartikel genoemde besluiten onderwerpt aan goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders. De Ondernemingskamer ziet daarbij geen aanleiding om de door Greenchoice genoemde bedragen, waarmee zij een concretisering van artikel 2:107a BW in de statuten beoogt, in die bepaling op te nemen, reeds omdat die bedragen niet nader zijn toegelicht. Ook voor de duur van deze bepaling geldt hetgeen is overwogen in 3.7 hiervoor.
artikel 16 lid 2 sub r(het verlenen van bonussen of het toekennen van een variabele beloning aan (één van) de leden van het management, welk een bedrag als nader door de algemene vergadering te bepalen, te boven gaat) overweegt de Ondernemingskamer dat Eneco en [D] zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer en Van der Schoot, Energie Concurrent en Greenchoice zich op het standpunt hebben gesteld dat deze bevoegdheid dient te worden overgedragen aan de raad van commissarissen. Nu de Ondernemingskamer geen gronden ziet die zich tegen die overdracht verzetten, wordt de betreffende bevoegdheid aan de raad van commissarissen overgedragen.
artikel 16 lid 2 sub u(uitkering van (interim-)dividend door de vennootschap) overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Greenchoice en [D] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer, Eneco is van mening dat deze bevoegdheid bij de algemene vergadering van aandeelhouders dient te blijven, Energie Concurrent wil deze bevoegdheid bij de raad van commissarissen neerleggen en Van der Schoot is van mening dat het artikel buiten werking moet worden gesteld omdat reeds in artikel 20 lid 1 van de statuten wordt geregeld dat de winst ter vrije beschikking staat van de aandeelhouders. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is er mede gelet op artikel 20 lid 1 van de statuten (welk artikel niet betrokken is in de procedure) onvoldoende grond om de bevoegdheid genoemd in artikel 16 lid 2 sub u bij de algemene vergadering van aandeelhouders weg te halen: de winst en dus de aanwending daarvan als dividend en interim-dividend staat ter vrije beschikking van de aandeelhouders. Dit laat de toepassing van artikel 2:216 BW (zie het standpunt van Van der Schoot) onverlet. De conclusie luidt dat de bevoegdheid van artikel 16 lid 2 sub u van de statuten niet wordt overgedragen aan de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 2 sub dd(besluit waarbij
“de directie” een tegenstrijdig belang heeft met de vennootschap) overweegt de Ondernemingskamer dat Eneco en [D] zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer, dat Energie Concurrent meent dat de bevoegdheid moet worden overgedragen aan de raad van commissarissen en dat Van der Schoot en Greenchoice voorstellen om het artikellid buiten werking te stellen en daar voor in de plaats een regeling op te nemen die aansluit bij de wettelijke regeling over tegenstrijdig belang zoals die geldt per 1 januari 2013 (art. 2:239 lid 6 BW). Greenchoice heeft daarbij verwezen naar een voorstel van Eneco dat in aansluiting op de wettelijke regeling als volgt luidt:
een besluit tot het benoemen van een tegenstrijdig belang vertegenwoordiger(zie hierboven). Deze artikelleden zullen eveneens buiten werking worden gesteld omdat de statuten anders een regeling geven (het voorstel van Eneco zoals weergegeven enerzijds en artikel 17 lid 2 en 27 onder d anderzijds) die innerlijk tegenstrijdig is.
artikel 16 lid 3(wijziging drempelbedrag) overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Eneco en [D] zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer. De overige partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat de in deze bepaling genoemde bevoegdheid overgedragen dient te worden aan de raad van commissarissen. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer zijn er geen gronden die die overdracht belemmeren. De Ondernemingskamer zal bedoelde bevoegdheid overdragen aan de raad van commissarissen. De Ondernemingskamer sluit zich aan bij het voorstel van Van der Schoot; om tot een werkbare bepaling te komen zal de vereiste unanimiteit van stemmen (van alle aandeelhouders) worden vervangen door een meerderheidsbesluit van de raad van commissarissen.
artikel 16 lid 4overweegt de Ondernemingskamer als volgt. Deze bepaling luidt: “
De algemene vergadering kan ook andere besluiten van de directie aan haar goedkeuring onderwerpen, of de vereisten ten aanzien van de in de paragrafen a. tot en met dd. genoemde besluiten wijzigen, waarbij unanimiteit van stemmen van alle aandeelhouders is vereist. (…)”
.Naar het oordeel van de Ondernemingskamer ziet deze bepaling op twee van elkaar te onderscheiden bevoegdheden. Ten aanzien van de bevoegdheid dat de algemene vergadering ook andere besluiten van de directie aan haar goedkeuring kan onderwerpen, ziet de Ondernemingskamer ook in de stellingen van partijen geen aanleiding om deze bevoegdheid over te dragen aan de raad van commissarissen. Ten aanzien van het tweede gedeelte van de bepaling welke ziet op het wijzigen van vereisten ten aanzien van de in paragrafen a tot en met dd van lid 2 genoemde besluiten, overweegt de Ondernemingskamer in aansluiting op de standpunten van partijen dat de daarin bedoelde bevoegdheid tot wijziging van vereisten zal worden overgedragen aan de raad van commissarissen voor zover het bevoegdheden betreft (in de paragrafen a tot en met dd) die door de Ondernemingskamer aan de raad van commissarissen zijn of worden overgedragen. Dit betreft de bevoegdheden in de artikelen 16 lid 2 sub a, b, c, d, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, q, r, s, t, aa, bb, cc. Evenals hierboven in artikel 16 lid 3 zal de Ondernemingskamer voor zover het de over te dragen bevoegdheden aan de raad van commissarissen betreft in die zin wijzigen dat in plaats van unanimiteit van stemmen een meerderheidsbesluit van de raad van commissarissen is vereist.
artikel 16 lid 7 (i)(ontstentenis of belet van
directeurof alle
directeuren) overweegt de Ondernemingskamer dat Eneco en [A] zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer en dat Greenchoice, Energie Concurrent en Van der Schoot een overdracht aan de raad van commissarissen voorstaan. Zij achten het wenselijk of kunnen zich er in vinden dat bij belet of ontstentenis van alle
directeurende raad van commissarissen een of meer personen aanwijst die tijdelijk met het bestuur is belast. De Ondernemingskamer ziet geen gronden die deze overdracht belemmeren en zal de bevoegdheid van artikel 16 lid 7 (i) aan de raad van commissarissen overdragen. Om iedere discussie weg te nemen over de vraag of een besluit dienaangaande bij unanimiteit of bij meerderheid dient te worden genomen zal de Ondernemingskamer bepalen dat de raad van commissarissen bij meerderheid beslist.
artikel 16 lid 7 (ii) (schorsing van een
directeur) overweegt de Ondernemingskamer dat Eneco en [A] zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer en dat Greenchoice, Energie Concurrent en Van der Schoot zich op het standpunt hebben gesteld om deze bevoegdheid bij de algemene vergadering van aandeelhouders te laten. De Ondernemingskamer ziet mede gelet op het bepaalde in artikel 16 lid 5 van de statuten geen aanleiding om de bevoegdheid over te dragen.
4.De beslissing
een besluit tot het benoemen van een tegenstrijdig belang vertegenwoordiger”;
mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en drs. P.R. Baart en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer uitgesproken op 27 oktober 2014.