Uitspraak
mr. M. van Hooijdonk, kantoorhoudende te Amsterdam,
DE GEZAMENLIJKE, NIET BIJ NAAM BEKENDE, HOUDERS VAN AANDELEN AAN TOONDER IN HET GEPLAATSTE KAPITAAL VAN DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP DIM VASTGOED N.V., GEVESTIGD TE AMSTERDAM,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
mr. P.J. van der Korst,kantoorhoudende te Amsterdam,
VEB NCBV,
mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
aande deskundigen om van schriftelijke opmerkingen, die een partij aan hen doet toekomen, terstond afschrift aan de wederpartij(en) te doen toekomen”. In het dictum van het arrest van 31 januari 2012 is evenwel bepaald dat “indien een partij schriftelijk opmerkingen aan deskundigen doet toekomen, zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij(en) dienen te doen toekomen”. Deze opdracht richt zich derhalve, overeenkomstig de laatste zin van artikel 198 lid Rv., tot de partij die de opmerking aan de deskundigen stuurt (zie ook Hoofdstuk 7, paragraaf 61 van de Leidraad deskundigen in civiele zaken). Deze verplichting
van partijenom schriftelijke opmerkingen terstond aan de wederpartijen te sturen geldt niet voor DIM indien zij inlichtingen aan de deskundigen verschaft uit hoofde van haar wettelijke verplichting tot medewerking aan het onderzoek.
dat DIM en Equity One aan de deskundigen informatie hebben verschaft die zij als vertrouwelijk hebben aangemerkt en dat de deskundigen die informatie voor hun oordeelsvorming hebben gebruikt. De deskundigen hebben niet nader toegelicht waarom zij die informatie als vertrouwelijk hebben aangemerkt,
althans de door de verstrekker van de informatie verlangde vertrouwelijkheid in acht hebben genomen. DIM en Equity One/Southeast hebben in de onderhavige procedure niet toegelicht waarom de desbetreffende informatie als vertrouwelijk moet worden aangemerkt.”
- i) informatie die op verzoek van de deskundigen wordt verstrekt, welke wordt beheerst door de geheimhoudingsplicht van artikel 2:351 BW;
- ii) informatie die partijen uit eigen beweging verstrekken, die wordt beheerst door artikel 198 lid 2 Rv, waarbij deze informatie aan wederpartij(en) dient te worden verstrekt.
alleinformatie is verstrekt op verzoek van de deskundigen en dat - derhalve - gedaagden in beginsel geen recht hebben op een afschrift van die informatie. Het uitgangspunt is dat de deskundigen de nodige vrijheid en zelfstandigheid dient te worden gelaten om het onderzoek te verrichten. De fundamentele beginselen van procesrecht hebben betrekking op de procedure voor de rechter en niet op de werkwijze van door de Ondernemingskamer benoemde deskundigen. De vertrouwelijkheid van de aan de deskundigen verstrekte informatie wordt gewaarborgd doordat het de deskundigen op grond van artikel 2:351 lid 3 BW verboden is om hetgeen hen bij hun onderzoek is gebleken verder bekend te maken dan hun opdracht meebrengt. De deskundigen hebben daaraan
in casuvoldaan door alleen die informatie die noodzakelijk was voor de onderbouwing van de conclusies in het rapport op te nemen. Zo hebben de deskundigen de relevante delen van de schriftelijke antwoorden van Southeast c.s. op (aanvullende) vragen over de
strategic salein het deskundigenbericht opgenomen. De deskundigen hebben voorts vertrouwelijke stukken ten aanzien van de prijzen per winkelcentrum en door externe taxateurs bepaalde
fair valuesontvangen en dit - de Ondernemingskamer begrijpt: de ontvangst van deze stukken - hebben zij vermeld in hun rapport. Op deze wijze is voldoende hoor en wederhoor toegepast. Dat de deskundigen een selectie hebben gemaakt van de informatie die nodig was voor de conclusies doet daar niet aan af, omdat de voor die conclusies relevante informatie voor gedaagden uit het rapport kenbaar is, aldus nog steeds Southeast c.s.
- a) de kwaliteit van het onderzoek, omdat (i) vennootschappen zich zullen verzetten tegen informatieverzoeken als de vertrouwelijkheid niet is gewaarborgd en (ii) het debat onnodig complex wordt gemaakt als de deskundigen niet (ook) een filter van informatie vormen.
- b) de procedure, waaronder het onderzoek, door een toename van de doorlooptijd en de kosten, omdat meer informatie voor partijen beschikbaar komt en de (omvang van de) reacties van partijen zullen toenemen, waarmee de werkdruk van de deskundigen en de Ondernemingskamer zullen worden verhoogd.
strategic saleen is daarom slechts van indirect belang voor de waardering.
strategic saleis openbaar gemaakt. Ten aanzien van de onderverdeling van de koopprijs naar het afzonderlijke vastgoed is echter in de koopovereenkomst bepaald dat (onder andere) deze gegevens niet openbaar gemaakt mogen worden behoudens (onder meer) indien dit wettelijk verplicht is. Het verstrekken van deze informatie aan de deskundigen valt onder een wettelijke verplichting. De deskundigen hebben vervolgens geconcludeerd dat de allocatie van de verkoopopbrengst niet onaanvaardbaar is. Gedaagden hebben daarmee ook geen belang bij inzage, terwijl Southeast c.s. mede vanwege de contractuele geheimhoudingsplicht belang hebben bij het vertrouwelijk houden van deze stukken.
fair trial), en gesteld dat het belang van gedaagden bij een transparante bepaling van de waarde zwaarder weegt dan het door Southeast c.s. gestelde maar niet deugdelijk onderbouwde en niet gespecificeerde belang bij vertrouwelijkheid van bepaalde informatie. Dat alle voor de motivering van de conclusie relevante informatie in het rapport is opgenomen rechtvaardigt niet dat deze informatie niet verstrekt wordt aan gedaagden. [gedaagde 2 c.s.] betogen dat deskundigen ten onrechte vertrouwen op informatie van Southeast c.s. Gedaagden kunnen zich alleen uitlaten over de vraag of de deskundigen gebruik konden maken van de door Southeast c.s. verstrekte informatie en of de deskundigen deze informatie juist hebben gewogen en of de conclusies van de deskundigen voldoende gemotiveerd en begrijpelijk zijn, indien zij over dezelfde informatie beschikken als de deskundigen, aldus [gedaagde 2 c.s.] Ten aanzien van de door Southeast c.s. opgestelde categorieën informatie en redenen waarom deze niet verstrekt zijn, merken [gedaagde 2 c.s.] het volgende op:
strategic sale, betreft het een belang van bestuurders, commissarissen en de grootaandeelhouder. Ten aanzien van de vier categorieën vertrouwelijke informatie betoogt VEB - zakelijk weergegeven - als volgt:
de factomeer nauwkeurige waardering van de aandelen. De Ondernemingskamer merkt in dit verband op dat zowel een voortvarende als een nauwkeurige waardering van de aandelen ook in het belang zijn van de gedaagde aandeelhouders.
fair trialdaarom in acht dient te worden genomen. Het recht van gedaagden op wederhoor kan slechts tot zijn recht komen, indien de informatie die aan deskundigen wordt verstrekt voor beide partijen gelijkelijk toegankelijk is. Dat de vennootschap verplicht is mee te werken aan het onderzoek naar de waarde van haar aandelen en niet zelf de door haar aan de deskundigen verstrekte gegevens aan de gedaagden behoeft te verstrekken, doet daar niet aan af, omdat de eiser in een uitkoopprocedure als houder van tenminste 95% van de aandelen van de vennootschap immers over deze informatie beschikt of kan beschikken, in tegenstelling tot gedaagden. Ten aanzien van de informatie die de vennootschap verstrekt is er aldus geen
equality of armsin de procedure indien deze informatie niet ook aan gedaagden wordt verstrekt.
is required to be disclosed by law”. Ten aanzien van de financiële (detail)informatie hebben Southeast c.s. gesteld dat het hier om bedrijfsvertrouwelijke informatie gaat, maar zij hebben deze stelling niet nader toegelicht. Dat laatste lag temeer op hun weg gelet op de aard van de onderneming van DIM en het feit dat het overgrote deel van het onroerend goed van DIM inmiddels als onderdeel van de
strategic saleis verkocht. Southeast c.s. hebben nog aangevoerd dat een discussie op detailniveau de efficiëntie van het bestuur ondermijnt en dat daarom de wetgever er voor heeft gekozen het recht op informatie van aandeelhouders en de algemene vergadering van aandeelhouders niet onbeperkt te laten zijn. Southeast c.s. miskennen hiermee echter dat het in de onderhavige zaak niet gaat om informatievoorziening aan de aandeelhouders in het kader van de vennootschapsrechtelijke verhoudingen, maar om een procedure waarin de gedwongen overdracht van aandelen wordt gevorderd. Southeast c.s. stellen voorts dat het in het geding brengen van dergelijke detailinformatie in deze procedure tot “aanvullende reeds achterhaalde discussies” leidt. Zoals eerder overwogen is dit praktische bezwaar van onvoldoende gewicht om een inbreuk te rechtvaardigen op het beginsel van hoor en wederhoor, nog daargelaten dat een discussie bezwaarlijk als achterhaald kan worden aangemerkt zolang gedaagden aan die discussie onvoldoende hebben kunnen deelnemen doordat zij niet beschikken over de voor die discussie mogelijk relevante informatie.