ECLI:NL:GHAMS:2014:4383

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
23-004540-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake woningoverval met zware gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 oktober 2011. De verdachte, geboren in 1989, was betrokken bij een woningoverval waarbij hij samen met een medeverdachte het slachtoffer onder valse voorwendselen naar binnen heeft gelokt. Tijdens de overval is het slachtoffer zwaar mishandeld en is er aanzienlijke schade aangericht. Het hof heeft de eerdere straf van 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld, maar het hof oordeelde dat de straf niet in verhouding stond tot de ernst van de feiten. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer, die tijdens de overval een hartstilstand heeft ervaren. De advocaat-generaal had een hogere straf geëist, maar het hof heeft de straf verlaagd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partij had een vordering van € 29.575,00 ingediend, maar het hof heeft vastgesteld dat de schade die rechtstreeks voortvloeide uit de overval € 26.147,00 bedroeg. Het hof heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schadevergoeding. De beslissing van het hof benadrukt de ernst van woningovervallen en de impact daarvan op slachtoffers, en bevestigt de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-004540-11
datum uitspraak: 24 oktober 2014
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 19 oktober 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-740434-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 maart 2013 en 10 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf, de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en de motivering daarvan. In zoverre wordt het vonnis vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de rechtbank als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een woningoverval bij een bekende van de verdachte. Het hof rekent het de verdachte, evenals de rechtbank, zwaar aan dat hij laat in de avond onder valse voorwendselen naar het slachtoffer is gegaan en zich aldaar de toegang heeft verschaft. Het slachtoffer vertrouwde hem en heeft hem daarom binnengelaten in zijn woning. Toen het slachtoffer boven was, heeft de verdachte de medeverdachte binnengelaten. De medeverdachte heeft vervolgens geprobeerd het slachtoffer te slaan met een steen in een sok, waarna beide verdachten het slachtoffer hebben vastgepakt, hem op de grond hebben gegooid en hebben vastgebonden. Zij hebben voorts een doek over het hoofd van het slachtoffer gelegd en bier in zijn gezicht gegoten. De verdachte en de medeverdachte hebben het hele huis doorzocht en hebben meermalen om de code van de kluis en de pinpasnummers gevraagd. Zij hebben tegen het slachtoffer gezegd dat zij, als de pinpasnummers niet zouden kloppen, met iemand zouden terugkomen die hem zou neerschieten.
Door deze grove beroving is grote materiële en immateriële schade toegebracht aan het slachtoffer. Bovendien hebben de verdachte en zijn mededader een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, waarbij de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, en hebben zij volstrekt geen respect getoond voor andermans eigendommen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Daarnaast heeft de woningoverval ernstige lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer gehad, omdat hij tijdens de overval voelde dat hij een verminderd bewustzijn haden de bij hem geïmplanteerde ICD vlak na de overval vijfmaal een schok heeft gegeven. Deze automatische defibrillator geeft op het moment van een hartstilstand een elektrische schok, hetgeen betekent dat het slachtoffer vijfmaal een hartstilstand moet hebben gehad en zonder dat apparaat hoogstwaarschijnlijk niet meer had geleefd. Het hof rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij wist dat het slachtoffer hartpatiënt was, het slachtoffer tijdens de overval heeft gezegd dat hij niet lekker werd en vroeg om een dokter te bellen en de verdachte desondanks het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
De advocaat-generaal heeft in haar requisitoir betoogd dat het hof bij de bepaling van de straf rekening dient te houden met de Richtlijn voor strafvordering overvallen op woningen en bedrijven (2010R011) die op 1 december 2010 in werking is getreden. Het hof heeft kennisgenomen van deze richtlijn en kan zich daarin in grote lijnen vinden, met dien verstande dat het hof van oordeel is dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en in aanmerking neemt dat er niet is gedreigd met een vuurwapen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 oktober 2014 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies van 25 juli 2011 betreffende de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 29.575,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ad
€ 26.147,00. Dit bedrag is als volgt samengesteld.
Fotocamera Olympus € 100,00
Fotocamera Lumix € 195,00
Nokia mobiele telefoon type 3110 € 50,00
Nokia mobiele telefoon € 25,00
Rijbewijs nummer 4157182607 € 85,00
Samsung portable computer € 300,00
HP laptop € 250,00
Toshiba laptop € 100,00
Externe harde schijf € 25,00
Diverse gecertificeerde sleutels, waaronder autosleutel Jaguar € 650,00
Ca. 6 gouden colliers, waaronder 18 en 22 karaats goud € 1.500,00
Diverse antieke munten zilver en goud € 350,00
Gouden herenhorloge Cartier Pantére 18 krt met briljanten € 15.000,00
Geelgouden herenring met robijn 2 krt en briljant € 2.500,00
Geelgouden herenring met smaragd 3 krt en briljant € 2.750,00
Wit- en geelgouden herenring art Deco, saffier en briljant € 2.250,00
Geelgouden omega ring met bolsjewiek diamant van 1 krt € 3.000,00
Geelgouden herenring met geslepen Alexandriet € 600,00
Geelgouden herenring met saffier padparadsha en briljant € 1.500,00
Contant geld: euro’s, Surinaamse guldens en VAE dirhams € 900,00
Div. zilveren sieraden, manchetknopen etc. € 125,00
Huishoudportemonnee € 10,00
Struisvogel leren bandje van Jaeger-leCoultre € 225,00
12 pakjes sigaretten, waaronder slof Kent rood € 60,00
Fles wijn Sauternes € 12,00
Navigatiesysteem TomTom € 100,00
Set bestaande uit vulpen, balpen, vulpotlood van Montblanc goud € 450,00
Zes stuks herenondergoed CK, Hugo Boss € 30,00
Imitatie Breitling horloge € 25,00
Herenhorloge onedel, van onbekend merk € 20,00
Kapot getrapte leesbril met geslepen glazen van Brilservice € 160,00
Diverse snoeren van computers € 50,00
---------- +
Subtotaal € 33.397,00
Minus bedrag dat is uitgekeerd door verzekeraar € 7.250,00
---------- -
Totaal € 26.147,00
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf, de beslissing omtrent de benadeelde partij en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 26.147,00 (zesentwintigduizend honderdzevenenveertig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 26.147,00 (zesentwintigduizend honderdzevenenveertig euro) als vergoeding voor materiële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
165 (honderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. N.A. Schimmel en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2014.
mr. N.A. Schimmel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.