In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2009. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar gezag over het kind was ontheven en Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) als voogd was benoemd. De moeder had eerder een aantal terugvallen gehad in haar psychische gesteldheid en drugsgebruik, wat leidde tot een langdurige uithuisplaatsing van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat was om de zorgplicht voor het kind adequaat te vervullen, ondanks haar recente verbeteringen in haar leven. Het hof oordeelde dat de pleegmoeder, bij wie het kind sinds 2010 woont, een stabiele en veilige opvoedomgeving biedt, wat cruciaal is voor de ontwikkeling van het kwetsbare kind. De Raad voor de Kinderbescherming en BJAA hebben de ontheffing van het gezag van de moeder en de benoeming van BJAA als voogd ondersteund. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de moeder om haar meerderjarige zoon tot voogd te benoemen werd afgewezen, omdat hij niet betrokken was bij de opvoeding van het kind. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, die behoefte heeft aan duidelijkheid en stabiliteit in zijn opvoedingssituatie.