ECLI:NL:GHAMS:2014:4346

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
23-000761-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na onvoldoende bewijs van misdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in Nigeria, was beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 248.400 US Dollar, dat in beslag was genomen op de luchthaven Schiphol. De tenlastelegging stelde dat de verdachte dit geldbedrag had verworven, voorhanden had gehad en/of had overgedragen, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 8 april 2013 en 8 oktober 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis van de rechtbank vroeg.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering van de advocaat-generaal niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, maar had ook een concrete en verifieerbare verklaring gegeven dat hij het geld had ontvangen van zakenrelaties voor de aankoop van goederen in Brazilië. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte, ondersteund door aantekeningen en documenten, niet op voorhand als ongeloofwaardig konden worden bestempeld. Bovendien was het Openbaar Ministerie tekortgeschoten in het verder onderzoeken van de herkomst van het geld.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om de verklaringen van verdachten adequaat te onderzoeken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000761-11
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 22 februari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-801360-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1960,
domicilie kiezende te [adres],
thans verblijvende in Nigeria.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2013 en 8 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2010, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 248.400 US Dollar, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een vrijspraak van het ten laste gelegde feit en tot de teruggave van alle in beslag genomen voorwerpen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld, kort en zakelijk weergegeven, dat op grond van de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, witwassen gekomen kan worden:
- onder de verdachte is een geldbedrag van 248.400 US Dollar in beslag genomen bij een passagierscontrole op de luchthaven Schiphol toen de verdachte aldaar in transit aanwezig was;
- de verdachte heeft dit geldbedrag niet uit eigen beweging aangegeven bij de Nederlandse douane;
- de verdachte heeft over de herkomst van het geldbedrag wisselende verklaringen afgelegd en hij heeft zijn verklaringen niet met stukken uit zijn administratie kunnen onderbouwen. Ook heeft de verdachte zijn bedrijfsactiviteiten niet aannemelijk kunnen doen worden met nadere stukken. De door de verdediging overgelegde schriftelijke verklaringen van twee zakenrelaties zijn ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat de door de advocaat-generaal genoemde feiten en omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag
- onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft naar het oordeel van het hof een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van het geldbedrag benoemd.
De verdachte heeft immers bij de FIOD verklaard dat hij een zakenman is en dat hij geld heeft meegekregen van zakenrelaties die hij bij naam noemt. Met dit geld zou hij in Brazilië goederen voor hen kopen. Deze verklaring blijft hij in grote lijnen volhouden en de verdediging heeft de schriftelijke verklaringen van twee zakenrelaties overgelegd waarin zij meedelen dat zij geld aan de verdachte hebben gegeven waarmee hij goederen voor hen zou kopen. Dat de verdachte op detailniveau wellicht wisselend verklaart, maakt dit niet anders. Daarnaast wordt zijn verklaring tot op zekere hoogte ondersteund door zijn aantekeningenboekje waarin aantekeningen zijn gemaakt over sandalen, tassen en ‘wages’, door geldaangifteformulieren die eerdere transporten van geld uit Nigeria naar Brazilië aantonen en inkoopfacturen waaruit blijkt dat de verdachte in 2010 in Brazilië goederen heeft gekocht voor aanzienlijke bedragen.
De twee zakenrelaties zijn niet gehoord. De rogatoire commissie naar Kenia om hen te horen, heeft, vanwege de verslechterde veiligheidssituatie in Kenia, geen doorgang kunnen vinden. Dit is echter niet aan de verdachte te wijten. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld verder te onderzoeken. Dit is niet gebeurd.
Aldus kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de nummers 1, 2, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 van de aangehechte beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. I.M.A.M. Berben en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 oktober 2014.
Mr. I.M.A.M. Berben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.