ECLI:NL:GHAMS:2014:4338

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
23-001654-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging zware mishandeling en bewezenverklaring bedreiging verkeersregelaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van poging tot zware mishandeling van een verkeersregelaar, maar het hof sprak hem vrij van deze beschuldiging. De zaak draaide om een incident dat plaatsvond op 14 september 2011, waarbij de verdachte met zijn auto op de verkeersregelaar zou zijn afgereden. De verkeersregelaar verklaarde dat hij moest wegspringen om niet geraakt te worden, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij voorwaardelijk opzet had op de zware mishandeling.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling, omdat hij op dreigende wijze met zijn auto op de verkeersregelaar was afgereden. Het hof hechtte meer waarde aan de verklaringen van de verkeersregelaar en getuigen dan aan die van de verdachte en zijn passagiers. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof oordeelde dat dit een ernstiger straf rechtvaardigde. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, maar het hof legde een gevangenisstraf van drie weken op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Daarnaast gelastte het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee weken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001654-12
Datum uitspraak: 22 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 5 april 2012 in de strafzaak onder de parketnummers 15-033312-12 en 15-050866-11 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 14 september 2011 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] (werkzaam als verkeersregelaar), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (als bestuurder van een personenauto) meermalen, althans eenmaal, (met toenemende snelheid) op het lichaam van die [slachtoffer] is afgereden en/of ingereden (waardoor die [slachtoffer] moest wegspringen om niet te worden geraakt), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair:
hij op om of omstreeks 14 september 2011 te Haarlem, [slachtoffer] (werkzaam als verkeersregelaar) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte (als bestuurder van een personenauto) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal, (met toenemende snelheid) op het lichaam van die [slachtoffer] afgereden en/of ingereden (waardoor die [slachtoffer] moest wegspringen om niet te worden geraakt).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een vrijspraak van het primair tenlastegelegde, een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde en een lagere strafoplegging.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer], niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van de aangever. [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij, toen de neus van het voertuig de aangever passeerde, zag dat de ruimte nog 5 centimeter bedroeg en dat hij toen aan de kant is gesprongen.
Uit de inhoud van deze verklaring leidt het hof af dat de verdachte op de aangever is afgereden en dicht langs hem is gereden maar niet op de aangever is ingereden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2011 te Haarlem, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte als bestuurder van een personenauto opzettelijk dreigend op het lichaam van die [slachtoffer] afgereden .
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van verweer

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte eenmaal en niet tweemaal langs de werkzaamheden en de aangever is gereden. De verklaringen die op het tegendeel wijzen, bevatten volgens de verdediging tegenstrijdigheden, terwijl zowel de verdachte als zijn passagiers hebben verklaard dat zij alleen op de heenweg naar de Gamma langs de aangever zijn gereden.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die alle drie, zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris, hebben verklaard dat zij dezelfde auto terug zagen komen, waarbij de verdachte de tweede keer op de aangever is afgereden. Het hof hecht aan deze verklaringen meer geloof dan aan de verklaringen van de verdachte en zijn passagiers. Het verweer wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door met zijn personenauto op een verkeersregelaar af te rijden. De verkeersregelaar was daarvan dermate geschrokken dat hij aan de kant is gesprongen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij een verkeersregelaar, die bezig was in de uitoefening van zijn taak de veiligheid in en de doorstroom van het verkeer te bevorderen, op een dergelijke wijze heeft bejegend. Een dergelijk ernstig feit veroorzaakt en vergroot ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 september 2014 is de verdachte eerder ter zake van onder meer bedreiging onherroepelijk veroordeeld. Gelet op de herhaalde malen dat de verdachte is veroordeeld ter zake van bedreiging moet worden aangenomen dat de verdachte zich weinig gelegen laat liggen aan het belang van de veiligheid in de samenleving en de veiligheid van anderen in het bijzonder. Voorts slaat het hof acht op het feit dat de verdachte het onderhavige delict heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling en dus een gewaarschuwd man was.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ziet het hof in de omstandigheid dat de verdachte een baan heeft geen reden om aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu een dergelijke straf, gelet op het bovenstaande, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Haarlem van 10 juni 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Haarlem van 10 juni 2011, parketnummer 15-050866-11, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. I.M.A.M. Berben en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 oktober 2014.
Mr. I.M.A.M. Berben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.