Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de vennootschap onder firma A.F.A.B. VERZEKERINGEN V.O.F.,
[geintimeerde sub 2],
[geintimeerde sub 3],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon, AFAB, voor schade die is ontstaan door een vertraging in de uitkering van een verzekeraar, Aegon. De appellant, handelend onder de naam [X], heeft een schadevergoeding geëist van AFAB, omdat hij meent dat de tussenpersoon niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Het hof heeft vastgesteld dat AFAB niet heeft gecontroleerd of Aegon de benodigde informatie had ontvangen om tot uitkering over te gaan, noch of de schaderekening was goedgekeurd. Hierdoor is de schade als gevolg van de vertraging in de uitbetaling aan de appellant te wijten aan de tekortkomingen van AFAB.
Het hof heeft verder overwogen dat de appellant ook een eigen schuld heeft, omdat hij niet tijdig heeft ontdekt dat hij geen uitkering had ontvangen voor bepaalde schadeposten. De aansprakelijkheid van AFAB is vastgesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat de schadeverdeling moet plaatsvinden op basis van de mate van schuld van beide partijen. Uiteindelijk is besloten dat de appellant 65% van de schade vergoed krijgt, terwijl 35% voor zijn eigen rekening komt.
De uitspraak benadrukt de zorgplicht van assurantietussenpersonen en de noodzaak om adequaat te informeren over de afwikkeling van schadeclaims. Het hof heeft de vordering van de appellant deels toegewezen en AFAB veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.137,76, vermeerderd met wettelijke rente vanaf een bepaalde datum. De kosten van het geding zijn ook aan AFAB opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.