ECLI:NL:GHAMS:2014:4326
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Zekerheidsstelling in hoger beroep op basis van artikel 224 Rv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om zekerheidstelling voor proceskosten. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F. Kiliç, had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. A.W.E.S. van Duyneveldt-Franken. De appellant had de rechtbank verzocht om wedertewerkstelling en betaling van een bedrag van € 160.570,- bruto aan salaris, maar de rechtbank had deze vorderingen afgewezen en de appellant in de proceskosten veroordeeld.
In het hoger beroep heeft de geïntimeerde een incidentele conclusie tot zekerheidsstelling ingediend, omdat de appellant geen woonplaats of vaste verblijfplaats in Nederland had. De geïntimeerde vorderde dat de appellant zekerheid zou stellen voor de te verwachten proceskosten in het geval het hof het vonnis van de rechtbank zou bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant inderdaad geen woonplaats in Nederland heeft en dat er geen uitzonderingen van toepassing zijn die de verplichting tot zekerheidstelling zouden uitsluiten.
Het hof heeft vervolgens bepaald dat de appellant zekerheid moet stellen in de vorm van een bankgarantie van een Nederlandse bank, ter hoogte van € 7.228,-. De appellant moet deze zekerheid binnen vier weken na de uitspraak stellen, anders wordt hij niet-ontvankelijk verklaard in de hoofdzaak. De beslissing over de proceskosten van het incident wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door de geïntimeerde.