ECLI:NL:GHAMS:2014:4306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
21 oktober 2014
Zaaknummer
23-004215-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en witwassen na geestelijke gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1986, was aangeklaagd voor oplichting en witwassen, waarbij hij volgens de tenlastelegging op of omstreeks 13 augustus 2009 in Nederland, door middel van valse namen en listige kunstgrepen, een bedrag van 13.800 euro had verkregen van een benadeelde. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 4 september 2013 en 7 oktober 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde schuldig zou worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het primair ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij. Ook het subsidiair ten laste gelegde witwassen werd niet bewezen geacht. De verdediging had aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het feit geestelijk niet gezond was en een waanidee had over een groot bedrag dat hem toekwam uit een fonds. Dit werd ondersteund door een Pro Justitia rapport van een psychiater, die concludeerde dat de verdachte aan schizofrenie leed en dat deze aandoening zijn handelen had beïnvloed. Het hof oordeelde dat er geen redelijke twijfel bestond over de onwetendheid van de verdachte met betrekking tot de criminele herkomst van het geld.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters P.F.E. Geerlings, P.C. Römer en A.M.C.C. Tubbing, en griffier A. Scheffens. Mr. Tubbing was buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-004215-11
datum uitspraak: 21 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 26 september 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-660251-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2013, 7 oktober 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank op 26 januari 2011 toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2009 te Heemstede en/of te Almere en/of te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde]en/of [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van : goederen, te weten een of meer formulier(en) en/of sleutel(s) en/of (geheime) TAN (transactie autorisatie nummer) code(s) ten name van die [benadeelde] en/of geld, te weten een bedrag van 13.800,- euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (een) door diefstal, in elk geval door misdrijf verkregen sleutel(s) en/of Tan code(s) ten name van die [benadeelde], in het computersysteem, te weten [site], van die [bedrijf] ingebracht en de aan de rechtmatige houder van bankrekening (betaalrekening) [rekeningnummer] opgegeven (geheime) TANcode(s) ingetoetst en/of (vervolgens) een overschrijving (ten bedrage van 13.800 euro) van de bankrekening van voornoemde [benadeelde] verricht ten name van hem, verdachtes bankrekening (studentenrekening) [rekeningnummer], onder vermelding van sponsering, waardoor die [benadeelde] en/of die [bedrijf] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2009 tot en met 13 augustus 2009, te Almere en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een (of meer) geldbedrag(en) van in totaal euro 13.800 (welk bedrag d.d. 12 augustus 2009 is overgeschreven van de bankrekening van (het slachtoffer) [benadeelde]naar de bankrekening van verdachte, althans een of meer geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Vrijspraak

Het hof is, met de politierechter, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Anders dan de politierechter heeft geoordeeld, moet de verdachte ook van het hem subsidiair ten laste gelegde witwassen worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit geestelijk niet gezond was en daardoor het waanidee had dat hij een groot bedrag tegoed had uit een voor hem opgericht fonds. Derden hebben misbruik gemaakt van deze omstandigheid, door de verdachte op 13 augustus 2009 een geldbedrag van € 9.500,00 op te laten nemen van zijn bankrekening. Dat geldbedrag maakte deel uit van een groter bedrag van € 13.800,00 dat op 12 augustus 2009 van de rekening van een slachtoffer van bankfraude (te weten:[benadeelde]), is overgemaakt naar de rekening van de verdachte. De verdachte heeft het door hem opgenomen geld grotendeels aan de genoemde derden moeten afgeven.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van het witwassen van het geldbedrag, aangezien hij niet wist of kon vermoeden dat het bedrag op zijn rekening van misdrijf afkomstig was; hij was er immers van overtuigd dat het afkomstig was uit een voor hem opgericht fonds en dat het hem toekwam.
Het hof heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 18 maart 2014 van de psychiater [deskundige] betreffende de verdachte. De psychiater heeft onder meer geconcludeerd ‘dat betrokkene aan schizofrenie lijdt (…). De schizofrenie heeft een duurzaam karakter. De symptomen worden bij betrokkene gekenmerkt door paranoïde en grootheidswanen. De bijkomende ernstige oordeel- en kritiekstoornissen hebben grote invloed gehad op de besluitvorming van betrokkene om zijn bankrekeningnummer aan derden te verstrekken. De ziekelijke stoornis heeft betrokkene in grote mate in zijn handelen gestuurd’. De deskundige heeft het hof geadviseerd om de verdachte voor het ten laste gelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
In het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden en gelet op de persoon van de verdachte zoals die ook ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen, is het hof van oordeel, dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld dat op zijn rekening is gestort en dat hij voorhanden heeft gehad. Als gevolg daarvan is de hem subsidiair ten laste gelegde gedraging, het witwassen van een bedrag van € 13.800,00, niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. P.C. Römer en mr. A.M.C.C. Tubbing, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 oktober 2014.
Mr. Tubbing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]