Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[verzoekster],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een besloten vennootschap, aangeduid als verzoekster, tegen mr. M.L.D. Akkaya, een raadsheer in de afdeling civiel recht en belastingrecht van het hof. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 6 oktober 2014, in het kader van een procedure die betrekking had op de faillietverklaring van verzoekster. De wrakingskamer heeft het verzoek als spoedeisend aangemerkt en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 oktober 2014. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde van verzoekster, mr. K. Bol, het verzoek toegelicht, terwijl mr. Akkaya niet instemde met de wraking.
De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld die door verzoekster zijn aangevoerd ter onderbouwing van de vrees voor partijdigheid van mr. Akkaya. Verzoekster stelde dat de betrokkenheid van mr. Akkaya bij een eerder arrest, waarin de vordering van de woningstichting tegen verzoekster was toegewezen, zou kunnen leiden tot een vooringenomen oordeel in de huidige faillissementsprocedure. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, omdat de vordering die eerder door mr. Akkaya is beoordeeld, opnieuw aan het hof wordt voorgelegd in een andere procedure tussen dezelfde partijen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de omstandigheden voldoende aanleiding geven om te vrezen dat mr. Akkaya niet onbevangen kan oordelen in de nieuwe zaak. Het verzoek tot wraking is daarom toegewezen, wat betekent dat mr. Akkaya niet langer betrokken zal zijn bij de beoordeling van de faillietverklaring van verzoekster. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.J. Hagens.