[geïntimeerde]heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Met mevrouw [D] is begin december 2012, in het eetcafé in de [adres], het bedrag van € 34.000,= afgesproken. Bij dat gesprek waren nog 2 andere vrouwen aanwezig, hun namen weet ik niet meer. Ik geloof dat een van de vrouwen een nichtje was van mevrouw [D] en de andere een vriendin. Op dat moment is het bedrag mondeling afgesproken en er is toen niets op schrift gesteld.
Op die dag zei mevrouw [D] dat zij het hele bedrag zou betalen. Wij wilden het bedrag van € 34.000,= in zijn geheel op onze bankrekening hebben. [D] zei dat zij een gedeelte naar de rekening over wilde maken en de rest contant wilde betalen. Op dat moment was nog niet duidelijk welk bedrag op de rekening en welk bedrag contant betaald zou worden.
De heer [E], haar broer is een paar dagen later het eetcafé komen bekijken. Ik heb toen met hem niet over bedragen gesproken. Medio december kwam mevrouw [D] weer in de zaak en zei dat haar broer € 24.000,= zou betalen. Ik had daar bezwaar tegen want wij vroegen aanvankelijk € 55.000,= en waren al gezakt naar € 34.000=. Bij dat gesprek waren mijn vriendin[A] aanwezig en mijn vennoot [B]. Mevrouw [D] zei dat zij via haar broer € 24.000,= kon financieren.
Zij vroeg niet aan haar broer te vertellen dat er € 34.000,- was afgesproken. Zij zou het verschil van €10.000,= zelf regelen. Wij, [D] en ik, hebben toen afgesproken dat van die € 24.000,= de helft contant en de helft op mijn rekening zou worden betaald.
Daarna is er weer een bespreking geweest in mijn pand met [D], zonder[E].
Toen is afgesproken dat van het bedrag van € 24.000= er € 10.000,= op mijn rekening zou worden gestort evenals een waarborgsom en dat de overige € 14.000,= contant zou worden betaald. Een paar dagen later is toen een contract gemaakt waar het bedrag van € 10.000,= en de waarborgsom in stonden vermeld. Van het bedrag van € 10.000,= bovenop het bedrag van € 24.000,= wist[E] niets, ook niet toen hij het contract meeondertekende. Ik heb het hem in ieder geval niet verteld.
(…) Bij het gesprek waar ook mijn vriendin en mijn vennoot aanwezig waren, medio december 2012, was ook de heer[C] aanwezig. De heer[C] is een vriend van mij die in de buurt woont en die bijna iedere dag even kwam babbelen.
(…) Er waren andere belangstellenden. Hun namen weet ik niet meer. Ik had een advertentie op “marktplaats” gezet. Met sommige belangstellenden heb ik telefonisch contact gehad. Er zijn 2 of 3 gegadigden langs geweest, maar wij konden het over de koopprijs niet eens worden.
Ik heb als vraagprijs € 55.000,= genoemd. Dat bedrag stond niet in de advertentie maar ik ben tot die prijs gekomen op basis van de klasse en de ligging van mijn eetcafé.
Ik beschik niet over stukken waaruit blijkt dat de vraagprijs marktconform is. Ik had geen taxatierapport. Wel had ik een inboedellijst.
Ik beschik inderdaad over een agenda. De betaling is als volgt verlopen:
- Op 22 december 2012 heb ik van [D] € 2.000,= contant ontvangen.
- Op 25 of 26 december 2012 heb ik van [D] contant € 3.000,= ontvangen.
- Op 17 januari 2013 heb ik van [D] € 5.000,= contant ontvangen.
- Op 29 december 2012 heb ik van[E] € 2.500,= contant ontvangen.
- Op 2 januari 2013 heb ik van[E] € 7.500,= contant ontvangen.
- Op 4 januari 2013 heb ik van[E] € 4.000,= contant ontvangen.
Wat de reden van [D] was om alles contant te betalen, weet ik niet. Wij wilden alles in een keer naar onze rekening, maar omdat ik het eetcafé wilde verkopen ben ik akkoord gegaan met haar voorstel. Het bedrag dat op de rekening zou worden betaald was het bedrag dat in het contract staat, namelijk het bedrag van € 10.000,=. Ik weet niet precies wat[E] in het dagelijks leven voor werk doet, maar volgens mij doet hij iets met transport.
Het contract is opgesteld door een vriend van mij die jurist is aan de hand van het verzoek dat het bedrag van € 10.000,= in het contract moest staan. Het contract is vooraf gemaild naar zowel [D] als[E].”