ECLI:NL:GHAMS:2014:4238
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bank voor waardedaling effecten door vertraagde opheffing executoriaal beslag
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van ABN AMRO BANK N.V. jegens een cliënt, hier aangeduid als [appellant], voor de waardedaling van effecten als gevolg van een vertraagde opheffing van een executoriaal beslag. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 15 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2013 werd bekrachtigd. De appellant had in hoger beroep gesteld dat de bank haar zorgplicht had geschonden door hem niet tijdig te informeren over de opheffing van het beslag op zijn effectenrekening. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 21 december 2007 werd er executoriaal beslag gelegd op de effecten van [appellant] door een deurwaarder op verzoek van [X] B.V. De bank heeft [appellant] op dezelfde dag geïnformeerd over het beslag. Op 3 januari 2008 heeft de deurwaarder de bank laten weten dat het beslag opgeheven kon worden, maar de bank heeft [appellant] pas op 7 januari 2008 per brief geïnformeerd over de opheffing. In de tussentijd had de waarde van de effectenportefeuille van [appellant] gedaald. Het hof oordeelde dat de bank niet aansprakelijk was voor de waardedaling, omdat [appellant] zelf verantwoordelijk was voor het tijdig verkopen van zijn effecten. De bank had geen wettelijke verplichting om [appellant] te informeren over de opheffing van het beslag, en de appellant had zelf de mogelijkheid om actie te ondernemen op het moment dat hij op de hoogte was van de opheffing. Het hof concludeerde dat er geen causaal verband was tussen het handelen van de bank en de schade die [appellant] had geleden, en verwierp de grieven van [appellant].