Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“…
op de gebruikelijke wijze besteld(mede) worden gelezen als
de gebruikelijke hoeveelheidzodat het vonnis van 28 mei 2008 van de Haagse voorzieningenrechter aldus zou moeten worden gelezen, dat ICL (slechts) verplicht is
de gebruikelijke hoeveelheid(of:
de gebruikelijk bestelde hoeveelheid) elementair [X] aan PPC te leveren.
wijze van bestelling(mede) moet worden gelezen als de
bestelde hoeveelheid(...)
statement of defencevan 23 februari 2009 het volgende, voor zover hier van belang, verzocht:
First Partial Awardin de
Final Award by Consenthet
3.Beoordeling
“(to) declare that the Claimant breached the Agreement bij failing to supply elemental bromine tot PPC in accordance with the Agreement” heeft afgewezen en dat dit overeenkomstig de wens van partijen was. Hiermee is als vanzelf de door ICL gegeven voorstelling dat wel is nagekomen vast komen te staan, nu niet is gesteld of gebleken dat er nog andere mogelijkheden bestaan. Deze beslissing in het arbitraal vonnis brengt met zich dat geen dwang-sommen zijn verbeurd.
Final Award by Consentvan de arbiter in samenhang met de artikelen 1059 en 1075 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) en artikel III Verdrag van New York. In dit arbitrale vonnis is met gezag van gewijsde de door PPC gevorderde verklaring voor recht dat ICL niet aan haar leveringsverplichting conform de overeenkomst heeft voldaan, afgewezen. Het opnieuw innemen van dat zelfde standpunt in dit executiegeschil is onverenigbaar met de arbitrale beslissing en dient dan ook te worden verworpen, aldus ICL.
Final Award by Consentbindende kracht tussen partijen. Het gezag van gewijsde komt echter enkel toe aan de beslissingen van de arbiter die gegrond zijn op zijn beoordeling van het geschil (vergelijk HR 19 november 1993, NJ 1994, 175 en HR 28 april 1995, NJ 1995, 483). Anders dan ICL meent, komt dus aan de afwijzing van de verklaring voor recht dat ICL niet aan haar leveringsverplichting heeft voldaan (
“PPC’s claim (…) is fully and finally dismissed with prejudice”) geen gezag van gewijsde toe, nu deze beslissing is gebaseerd op een schikking tussen partijen (“
an agreement covering the matters outstaning following my first Partial Award (…), namely (…) the dismissal of PPC’s claim)en niet op een eigen oordeel van de arbiter.
Final Award by Consent) heeft zij steeds, behoudens overmachtincidenten, conform de bestellingen van PPC geleverd. ICL voert hierbij voorts aan dat PPC op grond van artikel 2.2 van de overeenkomst is gehouden haar bestelling uiterlijk 180 dagen voorafgaand aan de beoogde leveringsdatum aan ICL door te geven. Gedurende geheel 2008 voldeed ICL hier niet aan. Mitsdien heeft PPC niet op de gebruikelijke wijze conform de overeenkomst besteld, zodat ICL ook geen dwangsommen kan hebben verbeurd.
annual plant shut down), 42 en 43, minder [X] heeft geleverd dan op de gebruikelijke wijze besteld, zodat ICL meer dan 100 dagen niet heeft voldaan aan het Haagse vonnis en daarom dwangsommen heeft verbeurd tot het maximum van € 5.000.000,-.
Force Majeure, zoals gedefinieerd in de overeenkomst. Indien dat het geval is, dan is volgens de overeenkomst geen sprake van een
defaultdan wel aansprakelijkheid. In een dergelijk geval heeft ICL het gebod om aan PPC conform de overeenkomst op gebruikelijke wijze besteld [X] te leveren niet overtreden en heeft zij dus geen dwangsommen verbeurd. Dat ICL contractueel verantwoordelijk is voor de logistiek van de leveranties en vervoer over de weg een alternatief had kunnen zijn voor vervoer per spoor in geval van treinvertragingen, staat aan een beroep op overmacht zoals gedefinieerd in artikel 7 van de overeenkomst niet (onder alle omstandigheden) in de weg.
make its best efforts to accommodate shorter notices”. Dit betekent dat indien PPC niet de overeengekomen besteltermijn in acht neemt, zij geen aanspraak kan maken op levering van de bestelde [X] In dat geval is sprake van een inspannings- in plaats van een resultaatsverplichting aan de zijde van ICL. Het beroep van PPC op het feit dat tot maart 2008 kortere besteltermijnen nooit tot problemen hebben geleid, leidt niet tot een ander oordeel. Wat hier verder ook van zij, dit kan er op zichzelf niet toe leiden dat artikel 2.2 van de overeenkomst niet meer geldt tussen partijen.