Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Het oordeel van de rechtbank
€ 54,- per vervuilingseenheid.
€ 162,-.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de aanslag waterschapsbelasting voor het jaar 2013. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had op 31 mei 2013 een aanslag opgelegd van € 277,26 voor de woning van belanghebbende. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de heffingsambtenaar de aanslag. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond op 21 januari 2014, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende en zijn partner huurders zijn van de woning en dat zij een tweepersoonshuishouden voeren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanslag waterschapsbelasting terecht was opgelegd, ondanks de argumenten van belanghebbende dat de belasting te hoog was en dat hij en zijn partner in 2013 veel afwezig waren. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht had opgelegd, aangezien belanghebbende als ingezetene belastingplichtig was op basis van de Verordening Watersysteemheffing.
Het Hof oordeelde verder dat de hoogte van de aanslag niet afhankelijk was van de mate van bewoning gedurende het jaar en dat de WOZ-waarde, die als basis diende voor de watersysteemheffing, niet in deze procedure kon worden betwist. De rechtbank had ook vastgesteld dat de zuiveringsheffing correct was vastgesteld op basis van de Verordening Zuiveringsheffing Amstel, Gooi en Vecht. Het Hof concludeerde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard.