Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, echter alleen voor zover deze de boete betreft;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland met betrekking tot een aanslag inkomstenbelasting en een verzuimboete. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.427, en een verzuimboete van € 113. Na bezwaar handhaafde de inspecteur de aanslag, maar de rechtbank verlaagde de boete tot € 22 en verklaarde het beroep gegrond. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof heeft vastgesteld dat de inspecteur de aanslag in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Belanghebbende had de vereiste aangifte niet gedaan, waardoor de bewijslast omgekeerd was. Het Hof oordeelde dat de inspecteur bij afweging van de in aanmerking komende belangen tot de schatting van het inkomen had kunnen komen. Belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslag onjuist was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van aangiften en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inspecteur de boete had moeten verlagen, maar het Hof bevestigde dat de inspecteur de aanslag terecht had opgelegd. De zaak illustreert de toepassing van artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat de omkering van de bewijslast regelt in gevallen waarin de belastingplichtige niet de vereiste aangifte heeft gedaan.