ECLI:NL:GHAMS:2014:4185

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
23-003352-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van betaalpassen en waardekaarten in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1958, werd beschuldigd van het opzettelijk vervalsen en afleveren van betaalpassen en waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 april 2005. De tenlastelegging omvatte onder andere het afleveren van zogenaamde 'zwarte kaarten' die in plaats van de smartcard in parkeerautomaten werden geplaatst, waardoor geen parkeergeld aan de gemeente Amsterdam werd betaald. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een straf van 9 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat de strafvervolging niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een parkeerautomaat en 9 creditcards. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters N.A. Schimmel, G.S. Crince Le Roy en A. Dantuma-Hieronymus aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003352-07
Datum uitspraak: 10 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2007 in de strafzaak onder parketnummer 13-120146-04 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2009, 15 april 2011 en 26 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 april 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, eenmaal of meermalen (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen) en/of (een) waardekaart(en), bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk een of meer zogenoemde zwarte kaart(en) opgemaakt (die in plaats van de smartcard in de parkadammer(s) geplaatst werd(en) waardoor geen parkeergeld betaald werd aan de gemeente Amsterdam, zulks met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 november 2004 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft afgeleverd (een) valse of vervalste betaalpas(sen) en/of waardekaart(en), bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, een of meer zogenoemde zwarte kaart(en) (die in plaats van de smartcard in de parkadammer(s) geplaatst werd(en)), waardoor geen parkeergeld betaald werd aan de gemeente Amsterdam, afgeleverd aan:
- [getuige 1] en/of
- [getuige 2] en/of
- [getuige 3] en/of
- [getuige 4] en/of
- enig(e) ander(e) perso(o)n(en),
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik.
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 april 2005 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse of vervalste betaalpas(sen) en/of waardekaart(en), bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, in elk geval opzettelijk zodanige betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) voorhanden heeft gehad, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, gebruik gemaakt van, in elk geval voorhanden gehad:
- een of meer gemanipuleerde parkadammer(s) waardoor het verschuldigde parkeergeld aan de gemeente Amsterdam niet werd afgeschreven van de smartcard en/of
- een of meer zogenoemde zwarte kaart(en) (8 of meer) (die in plaats van de smartcard in de parkadammer(s) geplaatst werd(en)), waardoor geen parkeergeld betaald werd aan de gemeente Amsterdam,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot een andere bewijsconstructie, tot een andere strafoplegging en een andere beslissing inzake de in beslag genomen goederen.

Geldigheid van de dagvaarding

Net als de rechtbank in eerste aanleg is het hof van oordeel dat een gemanipuleerde parkadammer niet kan worden gekwalificeerd als een vervalste betaalpas of waardekaart, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, en dat de tenlastelegging op dit punt partieel nietig moet worden verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 november 2004 te Amsterdam meermalen opzettelijk heeft afgeleverd vervalste waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, immers heeft verdachte meermalen zogenoemde zwarte kaarten (die in plaats van de smartcard in de parkadammers geplaatst werden), waardoor geen parkeergeld betaald werd aan de gemeente Amsterdam, afgeleverd aan:
- [getuige 1] en
- [getuige 2] en
- [getuige 3],
zulks terwijl hij, verdachte, wist dat die waardekaarten bestemd waren voor zodanig gebruik.
2:
hij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 4 april 2005 te Amsterdam opzettelijk vervalste waardekaarten, bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware deze echt en onvervalst, voorhanden heeft gehad, immers heeft verdachte voorhanden gehad zogenoemde zwarte kaarten (die in plaats van de smartcard in de parkadammer(s) geplaatst werden), waardoor geen parkeergeld betaald werd aan de gemeente Amsterdam, zulks terwijl hij, verdachte, wist dat die waardekaarten bestemd waren voor zodanig gebruik.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van verweer ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit

De raadsman heeft gemotiveerd aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het de verdachte is die wordt aangeduid als de ‘[verdachte]’ die de vervalste waardekaarten aan [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] heeft afgeleverd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
In hoger beroep heeft [getuige 2] verklaard dat hij van de ‘[verdachte]’ van de zwarte kaarten zijn trouwringen voor zijn huwelijk heeft gekocht. Verdachte zelf heeft in hoger beroep verklaard dat hij voor [getuige 2] trouwringen heeft gemaakt. Deze informatie is naar het oordeel van het hof dermate concreet en specifiek dat daarmee wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de ‘[verdachte]’ van de zwarte kaarten is. Daarbij komt dat deze stelling verankering vindt in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 4]. [getuige 1] verklaarde namelijk dat die [verdachte] één zoon heeft van de leeftijd van 10 jaar, hetgeen, naar het hof vaststelt, overeenkomt met de gezinssamenstelling van de verdachte destijds. Daarnaast verklaarden [getuige 4] als de verdachte over de omstandigheid dat de verdachte een caravan bezit.
Vervolgens acht het hof redengevend dat zich in het dossier een tapgesprek bevindt over de levering van zwarte kaarten waarover de getuigen hebben verklaard dat de derde persoon de ‘[verdachte]’ van de zwarte kaarten is. Dat er geen resultaten zijn voortgekomen uit het stemvergelijkend onderzoek, doet aan de bruikbaarheid van dit tapgesprek niet af. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2004 tot en met 29 november 2004 vervalste waardekaarten heeft afgeleverd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een vervalste kaart als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet dat de kaart bestemd is voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een vervalste kaart als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat de kaart bestemd is voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een langere periode zogenaamde zwarte kaarten voorhanden gehad en afgeleverd die ervoor zorgden dat de gebruiker geen parkeergeld hoefde te betalen aan de gemeente Amsterdam. Hiermee heeft de verdachte het vertrouwen in elektronische betalingsmiddelen bij het publiek geschaad en de gemeente Amsterdam gedupeerd.
In beginsel acht het hof de in eerste aanleg opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met een proeftijd voor de duur van twee jaren voor de onderhavige feiten passend en geboden.
In aanmerking genomen dat de strafvervolging van de verdachte in de hoger beroepsfase niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is echter een vermindering van die straffen op zijn plaats. Het hof gaat daarbij uit van een overschrijding van de redelijke termijn in de hoger beroepsfase met vijfenhalf jaar.
Het hof komt, al het vorenstaande afwegende, tot het oordeel dat thans kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren.
Gezien het dossier rust enkel nog beslag op één parkeerautomaat en 9 creditcards. De verdachte heeft ten overstaan van de politie afstand gedaan van de overige in beslag genomen voorwerpen. Het hof zal de teruggave van deze voorwerpen aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 232 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 parkeerautomaat, kleur geel (23);
- 9 creditcards, kleur oranje (27).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. G.S. Crince Le Roy en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 oktober 2014.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.