Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. H.M. Hielkemate Amsterdam,
mr. D.A.W. van Dijkte Amsterdam.
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Feiten
f23.511,--. In de akte van levering is opgenomen dat op niet nakoming van artikel 3 van de samenwerkingsovereenkomst een boete staat van
f100,-- voor iedere dag dat niet of niet volledig wordt nagekomen.
3.Beoordeling
grief 2(een geringe aanpassing in r.o. 2.10),
grief 3en
grief 4(een aanvulling in r.o. 2.13).
Grief 1faalt, nu hetgeen daar wordt aangevoerd door Woonzorg, gemotiveerd is betwist door Huize Buitenveldert, zodat het hof niet van de juistheid van het gestelde kan uitgaan.
grief 6maakt Woonzorg bezwaar tegen r.o. 4.5 van het bestreden vonnis, waarin de rechtbank overweegt dat Woonzorg zich beroept op de opschortende voorwaarde, dat Woonzorg derhalve de bewijslast heeft dat de feiten waarop zij haar beroep op de opschortende voorwaarde grondt, zich hebben voorgedaan of zullen voordoen, dat Woonzorg terzake geen bewijsaanbod heeft gedaan en dat daarop haar beroep op de opschortende voorwaarde afstuit.
Nu vaststaat dat de koopprijs die Huize Buitenveldert wenst te betalen ver onder (90% van) de waarde van het complex ligt, is daarmee gegeven dat gehandeld moet worden in strijd met de Circulaire, aldus Woonzorg. Toestemming aan de Minister verzoeken is zinloos, want deze zal nooit worden verkregen. Nu dat laatste niet is betwist door Huize Buitenveldert, staat vast dat de feiten waarop de ontbindende voorwaarde ziet zich voordoen.
Onjuist is het standpunt van Woonzorg dat Huize Buitenveldert niet heeft betwist dat geen toestemming van de Minister kan worden verkregen. Huize Buitenveldert heeft dit wel betwist. Zij stelt immers dat indien volgens de toepasselijke regelgeving op de reguliere weg, derhalve volgens de Circulaire, een ontheffing zal worden verzocht, die dan getoetst wordt aan de geldende regels van volkshuisvestelijk toezicht, geen toestemming zal worden verleend, maar dat dit anders ligt indien buiten die regelgeving om de zaak aan de Minister wordt voorgelegd, met verwijzing naar de voorgeschiedenis van deze zaak. In dat geval is te verwachten dat wel toestemming wordt verleend, zo stelt Huize Buitenveldert.
Tussen partijen is vervolgens een patstelling ontstaan, omdat enerzijds Woonzorg geweigerd heeft de door Huize Buitenveldert opgestelde concept-brief over de achtergronden van de onderhavige kwestie aan de Minister toe te zenden (door het hof aan te duiden als het informele traject), en anderzijds Huize Buitenveldert heeft geweigerd mee te werken aan het door Woonzorg ingezette formele instemmingstraject (aan te duiden als het formele traject), dat wil zeggen volgens het Bbsh en de daarop gebaseerde Circulaire.
Hierna is de vaststellingsovereenkomst ontbonden en is de civiele procedure voortgezet.
6 april 2012.
beidepartijen zich ervoor inspannen dat gevolg kan worden gegeven aan de overeenkomst, in die zin dat terugverkoop van het complex aan Huize Buitenveldert wordt gerealiseerd op de in de overeenkomst neergelegde condities.
De consequentie van het vooroverwogene is dat Woonzorg niet aan Huize Buitenveldert kan tegenwerpen dat zij geweigerd heeft en weigert mee te werken aan het door Woonzorg ingezette formele instemmingstraject. Dit formele traject minimaliseert immers de kans op instemming voor de terugverkoop onder de in de samenwerkingsovereenkomst gestelde voorwaarden, omdat die voorwaarden niet overeenkomen met de eisen die gesteld worden in de Circulaire.
Dit betekent dat niet geoordeeld kan worden dat Huize Buitenveldert wanprestatie pleegt of heeft gepleegd door niet mee te werken aan het formele traject. Dat brengt mee dat de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst door Woonzorg geen doel treft, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld.
Aldus staat niet vast dat de feiten waarop de opschortende voorwaarde ziet, zich voordoen of zullen voordoen.
grief 9aan dat zij terzake van de boete niet in gebreke is gesteld en derhalve niet in verzuim is geraakt. De grief faalt, omdat Huize Buitenveldert terecht aanvoert dat het verzuim is ingetreden zonder ingebrekestelling, doordat een voor de voldoening bepaalde termijn is verstreken.
grief 10gericht, waar Woonzorg aanvoert dat Huize Buitenveldert niet heeft betwist dat het complex per ultimo 2009 in de boeken van Woonzorg stond voor een bedrag van € 2.202.255,--, zulks in overeenstemming met de geldende regels. Daarmee staat de volgens de overeenkomst in acht te nemen waarde van het complex vast en hoeft er geen benoeming van deskundigen plaats te vinden.
grieven 11 tot en met 22hebben betrekking op de stellingen van Huize Buitenveldert dat zij (in twee opzichten) heeft gedwaald ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst met Woonzorg. Deze grieven kunnen onbesproken blijven, nu de vorderingen van Huize Buitenveldert reeds toewijsbaar zijn - en ook zijn toegewezen - op de primaire grondslag niet nakoming van de overeenkomst door Woonzorg. Daarmee ontbreekt een belang aan de zijde van Huize Buitenveldert bij een bespreking van haar stellingen aangaande dwaling.
Dit wordt niet anders doordat Huize Buitenveldert aan haar primaire vordering een verklaring voor recht heeft toegevoegd, inhoudende dat de samenwerkingsovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling aan haar zijde. Huize Buitenveldert heeft niet voldoene duidelijk gemaakt welk belang zij bij zo'n verklaring voor recht zou hebben, gelet op het feit dat de rechtbank haar primaire vorderingen heeft toegewezen en het hof het vonnis zal bekrachtigen.
grief 23betoogt Woonzorg dat de rechtbank ten onrechte haar vordering op grond van art. 843a Rv heeft afgewezen.
grief 24voert Woonzorg aan dat de vorderingen van Huize Buitenveldert haar zullen dwingen tot rechtshandelingen die nietig zijn op grond van art. 3:40 BW, waarbij Woonzorg verwijst naar de brief van de Minister van 6 april 2012.
grief 24(dubbelgenummerd) en
grief 25stelt Woonzorg dat de rechtbank ten onrechte niet bij haar oordeelsvorming heeft betrokken dat sprake is van misbruik van overheidsgeld.
Het hof volgt Woonzorg niet. Vast staat dat het stadsdeel Huize Buitenveldert heeft gewezen op de mogelijkheid om subsidie te verkrijgen, waarvoor een constructie als de onderhavige noodzakelijk was omdat Huize Buitenveldert geen toegelaten instelling was. De constructie is aan Huize Buitenveldert geadviseerd door [X], die destijds in dienst was van de rechtsvoorganger van Woonzorg. Partijen zijn vervolgens de samenwerkingsovereenkomst aangegaan.