ECLI:NL:GHAMS:2014:4082
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van een bestuurder voor pensioenbijdragen op basis van de Wet BPF 2000
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkstelling van een bestuurder op grond van artikel 23 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet BPF 2000). De zaak betreft een vordering van de Stichting Pensioenfonds Horeca en Catering tegen [geïntimeerde], die als bestuurder van Lamham B.V. werd aangemerkt. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 26 februari 2013 geoordeeld dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de achterstallige pensioenbijdrage van € 19.580,37, die door het pensioenfonds bij dwangbevel is ingevorderd. In het huidige arrest heeft het hof de argumenten van [geïntimeerde] beoordeeld, waaronder zijn verweer dat hij slechts aansprakelijk kan worden gesteld voor de achterstand in de pensioenbijdrage over de eerste vijf maanden van 2007, omdat hij daarna geen bestuurder meer was. Het hof heeft dit verweer gegrond verklaard en vastgesteld dat de vordering niet verjaard is, maar dat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] beperkt is tot het bedrag van € 6.526,79, dat betrekking heeft op de periode waarin hij daadwerkelijk bestuurder was. Het hof heeft ook het beroep van [geïntimeerde] op matiging verworpen, omdat de omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat het pensioenfonds onredelijk heeft gehandeld. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het dwangbevel vernietigd voor zover het betrekking heeft op meer dan het genoemde bedrag en de wettelijke rente vanaf 13 februari 2011 toegewezen, evenals een bedrag van € 768,- aan buitengerechtelijke kosten.