ECLI:NL:GHAMS:2014:4077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
200.139.396-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wanprestatie koopovereenkomst van Frans onroerend goed met curator in faillissement

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een vordering van [appellant] op grond van wanprestatie van een koopovereenkomst met betrekking tot onroerend goed in Frankrijk. De koopovereenkomst werd gesloten met de Franse vennootschappen FIP France en Le Clos, die tijdens de procedure failliet zijn verklaard. De curator heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de koopovereenkomst nietig is. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat zij onbevoegd was om van de reconventionele vordering kennis te nemen, maar dat zij wel bevoegd was ten aanzien van de conventionele vordering van [appellant].

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte het verstekvonnis van 6 juli 2011 heeft vernietigd en zich onbevoegd heeft verklaard om van de vorderingen in conventie kennis te nemen. Het hof oordeelt dat de vorderingen in conventie niet onder de werkingssfeer van de Insolventieverordening vallen en dat de rechtbank Amsterdam op basis van de forumkeuze in de koopovereenkomst bevoegd is. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de onbevoegdheid van de rechtbank betreft en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. De curator is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.139.396/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/507672 / HA ZA 12-40
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 september 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. S.J. Dijkstra te Laren,
tegen

1.[Curator] in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van:de rechtspersoon naar Frans recht SARL FRENCH INVESTMENT PROJECTS FRANCE, gevestigd te Pennautier (Frankrijk),

2. [Curator] in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van:
de rechtspersoon naar Frans recht
SARL LE CLOS DE LA GARONETTE,gevestigd te Pennautier (Frankrijk),
geïntimeerden,
advocaat: mr. A. Kielczewska te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant], de curator, FIP France en Le Clos genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 7 augustus 2013 (hersteld bij exploot van 13 december 2013) in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2013, gewezen tussen de curator als eiseressen in verzet en in reconventie en [appellant] als verweerder in verzet en gedaagde in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog het vonnis in het incident van 1 augustus 2012 zal vernietigen en zich alleen onbevoegd zal verklaren inzake de vordering in reconventie en het verweer in conventie voor zover dat de dezelfde inhoud heeft als de reconventie, en voor het overige de zaak betreffende het verstekvonnis van 6 juli 2011 zal aanhouden, met
- uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
De curator heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten en de rente.
De curator heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.20) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
In deze zaak gaat het - samengevat - om het volgende.
(i) [appellant] heeft in 2007 en 2008 van French Investment Projects B.V. (FIP Nederland), een in Nederland gevestigde onderneming die zich bezig hield met investeringen in onroerend goed in Frankrijk, participaties gekocht in aan FIP Nederland gelieerde Franse vennootschappen.
(ii) Door het stokken van de rentebetalingen en na overleg met FIP Nederland heeft [appellant] enerzijds op 14 juni 2009 een overeenkomst gesloten met anderzijds FIP Nederland, FIP France, Le Clos en Société SCCV Pyreneal over de aankoop door [appellant] van een kavel grond met een casco opbouw gelegen in Frankrijk voor een koopprijs van € 1.024.000,-- (hierna: de koopovereenkomst). De koopprijs is onder een notaris gedeponeerd. In deze koopovereenkomst is onder meer bepaald dat Le Clos als verkoper optreedt en dat voor de bouw van het huis door [appellant] aan Le Clos een deel van de koopprijs als lening wordt verstrekt waartegenover Le Clos een hypotheek verstrekt op een ander, aan haar toebehorend, kavel grond. Ook is een bepaald bedrag van de koopprijs door [appellant] als lening aan FIP France verstrekt waartegenover FIP France een hypotheek heeft verleend op een aantal aan haar toebehorende appartementen in Frankrijk. In artikel 4 van de koopovereenkomst is bepaald dat Nederlands recht van toepassing is en de rechtbank Amsterdam de bevoegde rechter. Vervolgens zijn de hypotheken gevestigd en is de kavel grond met casco aan [appellant] overgedragen.
(iii) In september 2010 heeft [appellant] ten laste van Le Clos conservatoir beslag gelegd op percelen grond in Frankrijk die aan Le Clos toebehoren. De curator is een procedure tot doorhaling van dat beslag begonnen.
(iv) Daar de afbouw van het huis op de gekochte kavel grond niet heeft plaatsgevonden is [appellant] in Frankrijk gerechtelijke procedures begonnen om te komen tot executie van de verleende hypotheken. Deze lopen nog.
(v) Daarnaast heeft [appellant] FIP Nederland, FIP France en Le Clos in rechte aangesproken uit hoofde van de koopovereenkomst. Lopende die procedure zijn FIP France en Le Clos op 10 februari 2011 in staat van faillissement verklaard. Bij verstekvonnis van 6 juli 2011 zijn FIP Nederland, FIP France en Le Clos tot hetgeen was gevorderd, veroordeeld. Tegen dat vonnis is de curator in verzet gekomen en heeft daarbij een aantal incidenten, waaronder een bevoegdheidsincident, opgeworpen, die bij vonnis in incident van 1 augustus 2012 alle zijn afgewezen.
(vi) Bij dagvaardingen van 10 mei 2012 is - onder meer - [appellant] door de curator van FIP France en Le Clos voor een rechtbank in Frankrijk gedagvaard om zich te verweren tegen de - onder meer - gevorderde vernietiging van de koopovereenkomst en van de verstrekte hypotheken wegens fraude en benadeling van schuldeisers. Deze procedure loopt nog.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellant] op grond van niet nakoming van de koopovereenkomst van FIP France en Le Clos betaling gevorderd van een bedrag van in totaal € 819.182,75 wegens verstrekte leningen, participaties, kosten en schade, vermeerderd met rente en de proceskosten. Bij verstekvonnis van 6 juli 2011 (verbeterd bij herstelvonnis van 20 juli 2011) is het gevorderde geheel toegewezen.
3.2
De curator is van dit verstekvonnis in verzet gekomen en heeft, naast een aantal incidenten, in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de koopovereenkomst nietig is. Bij incidenteel vonnis van 1 augustus 2012 heeft de rechtbank de incidentele vorderingen afgewezen en in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwezen voor beraad rolrechter comparitie.
3.3
In het bestreden vonnis, na een gehouden comparitie van partijen, is de rechtbank teruggekomen van haar eerdere beslissing in het incident om zich bevoegd te achten van het geschil kennis te nemen. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat haar eerdere beslissing in het incidentele vonnis van 1 augustus 2011 op een onjuiste juridische grondslag berust. Zij is bij nader inzien van oordeel dat zij - op grond van het bepaalde in de Insolventieverordening en daarop betrekking hebbende relevante jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie – onbevoegd is om het geschil in reconventie kennis te nemen. Nu de vordering in reconventie tot vernietiging van de koopovereenkomst onder de werkingssfeer van de Insolventieverordening valt omdat in Frankrijk insolventieprocedures tegen FIP France en Le Clos zijn geopend en de beslissing in conventie geheel afhankelijk is van de uitkomst in reconventie, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat haar eerdere beslissing niet in stand kan blijven en zij zich onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank heeft vervolgens het vonnis waartegen verzet was ingesteld vernietigd en zich onbevoegd verklaard onder compensatie van de proceskosten van partijen.
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met één grief op. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte het verstekvonnis van 6 juli 2011 vernietigd en zich daarbij ten onrechte algeheel onbevoegd verklaard om van zijn vorderingen kennis te nemen. In de toelichting op zijn grief voert [appellant] - naar het hof begrijpt - aan dat de rechtbank de beslissing in conventie had moeten aanhouden en zich uitsluitend ten aanzien van het geschil in reconventie onbevoegd had moeten verklaren. Volgens [appellant] is de rechtbank op grond van artikel 4 van de koopovereenkomst bevoegd om van zijn (conventionele) vorderingen kennis te nemen hetgeen de rechtbank ook heeft onderkend door te overwegen dat zijn vorderingen niet onder de werkingssfeer van de Insolventieverordening vallen. Door zich echter geheel onbevoegd te verklaren heeft de rechtbank ten onrechte geen aandacht besteed aan de situatie wanneer de Franse rechter de vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst afwijst en de vernietiging van het verstekvonnis in stand blijft. [appellant] is van mening dat hij zijn vorderingen dan alsnog door de rechtbank moet kunnen laten beoordelen.
3.5
De grief slaagt. Tussen partijen is niet in geschil dat de vorderingen in conventie niet onder de werkingssfeer van de Insolventieverordening vallen en dat de rechtbank Amsterdam op grond van de in de koopovereenkomst opgenomen forumkeuze bevoegd is. Evenmin is in geschil dat de vordering in reconventie van de curator van FIP France en Le Clos onder de werkingssfeer van de Insolventieverordening valt en dat voor de beoordeling van die vordering de Franse rechter bevoegd is. Anders dan de rechtbank kan het hof niet inzien dat door de (exclusieve) bevoegdheid van de Franse rechter om van de vorderingen in reconventie kennis te nemen tevens, voor zover de rechtbank dat met haar algehele onbevoegdheidsverklaring heeft willen zeggen, een bevoegdheid wordt gecreëerd voor de Franse rechter om ook van de vorderingen in conventie kennis te nemen. Dat een beslissing op de vordering in conventie afhankelijk is van een beslissing van een Franse rechter over de geldigheid van de koopovereenkomst en aldus over de vordering in reconventie, en in zoverre met elkaar samenhangen brengt, gezien de overeengekomen forumkeuze in de koopovereenkomst, nog niet mee dat de Franse rechter bevoegd wordt om van de vorderingen van [appellant] in conventie kennis van te nemen. Nu een beslissing in conventie afhankelijk is van het oordeel van de Franse rechter had de rechtbank uit oogpunt van doelmatige procesvoering de behandeling van de vordering in conventie moeten aanhouden tot de Franse rechter heeft beslist over de door de curator jegens [appellant] en de curator van FIP Nederland ingestelde vorderingen tot - onder meer - vernietiging van de koopovereenkomst wegens fraude en benadeling van schuldeisers.
3.6
Het hof zal het bestreden vonnis dan ook vernietigen voor zover de rechtbank het verstekvonnis reeds heeft vernietigd en zich onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen in conventie kennis te nemen. In het verlengde daarvan zal de rechtbank ook de proceskostenveroordeling vernietigen voor zover deze betrekking heeft op het geschil in conventie. Nu de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen in conventie kennis te nemen ziet het hof aanleiding om de zaak naar de rechtbank Amsterdam terug te verwijzen om alsnog te realiseren dat in de verzetprocedure de beslissing in conventie wordt aangehouden totdat de rechter in Frankrijk over de (reconventionele) vorderingen van de curator tegen [appellant] en de curator in het faillissement van FIP Nederland heeft beslist en dat, alsdan zo nodig, in conventie verder kan worden beslist. Er is geen grond om de zaak in hoogste ressort af te doen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de curator in hoger beroep in de proceskosten worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de rechtbank daarbij het verstekvonnis van 6 juli 2011 heeft vernietigd en zich onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen in conventie kennis te nemen en vernietigt tevens de proceskostenveroordeling voor zover deze betrekking heeft op het geschil in conventie, en opnieuw rechtdoende:
verwijst in het verzet de zaak naar de rechtbank opdat daarop verder wordt beslist zoals overwogen in 3.6;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 308,- aan verschotten en € 894,- voor salaris;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, D.J. Oranje en J. Blokland en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 september 2014.