ECLI:NL:GHAMS:2014:4067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
23-004064-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van vals reisdocument en vals geschrift; beroep op psychische overmacht verworpen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1960 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het bezit van een vals Litouws paspoort en een vals Litouws rijbewijs. De tenlastelegging betrof feiten die zich op 17 augustus 2013 te Schiphol hebben afgespeeld. De verdachte had een nationaal paspoort en een rijbewijs in zijn bezit waarvan hij wist dat deze vals waren. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de raadsman, die een beroep deed op psychische overmacht. De raadsman stelde dat de verdachte in een onmogelijke situatie verkeerde, aangezien hij in Turkije als staatsgevaarlijk was aangemerkt en in Nederland als ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte geen acute drang rechtvaardigden die hem verhinderde om weerstand te bieden aan de verleiding om valse documenten te gebruiken. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot 2 weken gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht toegepast en het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004064-13
datum uitspraak: 2 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 september 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-800962-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1960,
adres: Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Litouwen (voorzien van het nummer [paspoortnummer 1]) (op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedatum 2] 1964), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
2:
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) nationaal rijbewijs van Litouwen (voorzien van het nummer [paspoortnummer 2]) (op naam gesteld van [naam], geboren [geboortedatum 2] 1964), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers is voornoemd document vals;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 17 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in het bezit was van een reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Litouwen, voorzien van het nummer [paspoortnummer 1], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedatum 2] 1964, waarvan hij wist dat het reisdocument vals was;
2:
hij op 17 augustus 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft voorhanden gehad een vals nationaal rijbewijs van Litouwen, voorzien van het nummer [paspoortnummer 2], op naam gesteld van [naam], geboren [geboortedatum 2] 1964, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers is voornoemd document vals;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vals is.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman van de verdachte heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Primair, omdat de verdachte in een toestand van psychische overmacht verkeerde, subsidiair, vanwege afwezigheid van alle schuld. De raadsman voert hiertoe aan dat de verdachte geen toegang meer heeft tot Turkije, nu hij in dat land is aangemerkt als “staatsgevaarlijk” en hem tevens, in het kader daarvan, de Turkse nationaliteit is ontnomen. Tegelijkertijd is de verdachte in Nederland tot ongewenst vreemdeling verklaard, waardoor hij de plicht heeft Nederland te verlaten. De verdachte zag zich, onder deze omstandigheden, genoodzaakt om door middel van valse documenten, te proberen Turkije binnen te komen, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt beide verweren en overweegt daartoe dat, de verblijfsrechtelijke situatie van de verdachte als ter terechtzitting gebleken geen grond vormt voor het oordeel dat sprake was van een dusdanige (acute) drang dat hij daaraan geen weerstand had kunnen of hoeven bieden. Evenmin is gebleken dat sprake is van dusdanige — van buiten komende — exceptionele omstandigheden dat de verdachte niet anders had kunnen handelen dan dat hij heeft gedaan.
Hierbij wordt nog opgemerkt dat van de verdachte had kunnen worden verwacht dat hij zich tot de autoriteiten wendde om uit de positie te komen waarin hij zich nu bevindt. Een (al dan niet psychische) overmachtssituatie doet zich onder deze omstandigheden niet voor.
Uit de bewezenverklaring van de misdrijven als bedoeld in de tenlastelegging vloeit reeds voort dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de ter zitting aangevoerde feiten en omstandigheden met betrekking tot de verblijfsrechtelijke situatie van de verdachte, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het verweer met betrekking tot een overmachtssituatie, geen aanknopingspunt bieden voor een ander oordeel.
Het hof is van oordeel dat er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was in het bezit van een Litouws paspoort en had een rijbewijs voorhanden waarvan hij wist dat deze vals waren. Hierdoor heeft de verdachte het vertrouwen geschaad dat in dergelijke officiële documenten pleegt te worden gesteld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2014 is de verdachte eerder voor een vergelijkbaar feit onherroepelijk veroordeeld..
Het hof houdt ten gunste van de verdachte rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte als ter terechtzitting gebleken. Om die reden zal het hof een lagere straf opleggen dan die welke is opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Meyer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2014.
Mr. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.